Radendemocratie
ZELFONDERZOEK onder Nederlandse parlementariers leverde niet lang geleden op dat de meeste leden van de Tweede Kamer vinden dat ze zich meer als ambtenaar dan als politicus gedragen. Wie zou hen tegenspreken? Betreurd wordt deze situatie wel, niet in de laatste plaats door de betrokkenen zelf. Zij willen zich allemaal uit hun ambtenaarspak wringen om echte politici te zijn, die welbespraakt en op hoofdpunten de lijnen van het regeringsbeleid trekken en als dat niet kan, die tenminste uitgummen.
Maar tussen droom en daad staan schier onoverkomelijke barrieres. Een daarvan heet 'adviesraad'. Er zijn 277 adviesraden, bemand door ongeveer vijfduizend deskundigen van allerlei snit, die het politieke gras wegmaaien voor de volksvertegenwoordiging. In die raden gooien 'de belanghebbenden' het met elkaar op een akkoordje en daarna hebben de gekozen politici het nakijken. Als men erover nadenkt, is dit een toestand die ten hemel schreit.
Dit althans is de slotsom die wordt gesuggereerd door een commissie uit de Tweede Kamer. Deze heeft over het verschijnsel 'externe adviesorganen van de regering' een rapport opgesteld onder de flauwe titel Raad op maat. Dat het de commissie geen ernst is, blijkt uit haar belangrijkste advies: schaf alle adviesraden af. (Daarna mag elk departement weer een college van adviseurs instellen, maar ook niet meer dan een, en dat moet daarna regelmatig 'geevalueerd' worden.)
Waarom is dit advies niet serieus? Omdat het niet ingaat op de verscheidenheid van al die adviesorganen. De Raad voor de Kunst is bij voorbeeld in taken, bevoegdheden, samenstelling en de resultaten van zijn werk een volstrekt ander adviesorgaan (zo stel ik mij voor) dan de Adviescommissie Mondhygienisten, die eveneens het ministerie van WVC adviseert. Een advies om alles af te schaffen, een advies dat niet ingaat op de verschillende soorten adviesraden, noem ik niet serieus, al was het alleen maar omdat het daardoor zo zwak wordt dat het niet zal worden uitgevoerd.
Het advies doet erg denken aan het voorstel dat vorig jaar door een commissie in het CDA werd gedaan. In het belang van 'doorstroming' en vernieuwing van de fractie zouden bij de volgende verkiezingen kamerleden die al twaalf jaar deel uitmaken van de CDA-fractie het veld moeten ruimen.
Het probleem waarom het hier gaat, is voor de kenner wel duidelijk. Een kamerlid dat niet goed functioneert, moet het wel zeer bont maken als het na vier jaar niet een herkansing krijgt. Zo werkt de partijdemocratie nu eenmaal, in alle partijen. Als hij er na acht jaar nog steeds zit, wordt het alweer moeilijker hem te passeren en als dat niet lukt, heeft hij na twaalf jaar een vrijwel onaantastbare positie op grond van zijn dienstjaren.
Er is echter geen sprake van dat goede kamerleden met de tijd minder gaan functioneren. Integendeel: een van de problemen van het Nederlandse parlement is dat daarvan te weinig mensen deel uitmaken van het kaliber Schakel en Vondeling, volksvertegenwoordigers die wel in de Kamer leken te wonen en die juist dank zij hun langdurige parlementaire ervaring gewicht in de schaal legden. Of neem Den Uyl die, als de nieuwe CDA-regel indertijd in de PvdA had bestaan, als parlementarier was afgevoerd voor hij in 1973 de kans kreeg eerste minister te worden.
Het werkelijke probleem is dus dat het CDA het niet aandurft afzonderlijke kamerleden die naar het idee niet goed functioneren, de wacht aan te zeggen. In plaats daarvan wordt een algemeen-organisatorische valbijl ingesteld.
Raad op maat is niet het eerste rapport over externe adviesorganen van de overheid. In 1977 publiceerde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) een studie over dit verschijnsel. De WRR telde er toen 368 (waarvan 41 'slapende') en adviseerde vooral tot een wettelijke reglementering van deze lichamen. De regering nam dat advies vrijwel onmiddellijk over en voor zover ik het kan overzien, heeft zij het opgevolgd. Na vijftien jaar blijkt dat het aantal adviesraden inderdaad is gekrompen, het zijn er nu zo'n honderd minder. Waarschijnlijk kunnen er nog wel eens honderd verdwijnen (of worden samengevoegd), maar dan wel graag op inhoudelijke argumenten. Het beeld dat nu in het kielzog van Raad op maat wordt opgeroepen, is nogal vals.
'De politiek' wordt helemaal niet lamgelegd door het bestaan en de werkzaamheden van adviescommissies. Eerder is het andersom en is het de Kamer die een beslissing uitstelt of uitbesteedt door om advies en overleg met 'belanghebbenden' te praten. Kenmerkend is dat het rapport de Sociaal-Economische Raad (SER) ontziet, maar die is nu zo ongeveer het enige voorbeeld in Nederland van een formele corporatistische structuur waarbij compromissen tussen werkgevers- en werknemersorganisaties 'de politiek' voor vrijwel voldongen feiten stellen.
Selectieve sanering van adviesorganen is een mooie taak, maar misschien zou de Kamer zich dan ook eens druk kunnen maken over een ander adviseringsverschijnsel. Steeds meer schakelt de overheid, naast wettelijk gereglementeerde en publiekelijk controleerbare adviesorganen, particuliere adviseurs en adviesbureaus in. De keuze en vaak ook de inhoud van die adviezen is niet onderworpen aan enige vorm van publieke controle. De merkwaardige verstrengeling van ambtelijke, politieke en private belangen die daar optreedt, lijkt mij een ernstiger vraagstuk dan het aantal officiele externe adviesorganen.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 03-03-1993