Recept: vernieuwing
HET CDA BEGON er al een paar maanden geleden mee, maar overeenkomstig de wet van de remmende voorsprong kwamen GroenLinks en de PvdA in deze komkommertijd in het nieuws met soortgelijke vernieuwingsvoornemens.
De voorzitter van de christen-democraten sloeg indertijd dreigende taal uit. Kamerleden van zijn partij die er al meer dan drie perioden als volksvertegenwoordiger op hadden zitten, konden het voor gezien houden. De 'vernieuwing' eiste dat zij bij de volgende verkiezingen door frisse krachten werden vervangen. De opvallendste slachtoffers in spe waren de Gelderse volksvertegenwoordigers Lansink en Mateman. De eerste vierde kort daarna zijn twintigjarig lidmaatschap van de Tweede Kamer, in de zure wetenschap dat zijn volgehouden aanwezigheid plotseling van prestatie tot schande was gewaardeerd.
Later bood het CDA-bestuur de aangezegde ontslagenen een uitweg: als zij op een onverkiesbare plaats voldoende stemmen haalden, konden zij alsnog in het parlement terugkeren. Vice-voorzitter Tineke Lodders liet zich publiekelijk denigrerend uit over deze wettelijke mogelijkheid: schandelijk als zulke mensen via een beroep op de kiezer de partijdiscipline zouden doorbreken. Zij vertolkte daarmee een gevoelen dat alle Nederlandse partijen delen: de kiezers moeten zo weinig mogelijk te zeggen hebben over de kandidaatstelling voor publieke functies.
Los daarvan bleef onduidelijk wat er nu mis was met kamerleden die hun derde, vierde of vijfde periode vervullen. Dat een kamerfractie een zekere mate van doorstroming kent is vanzelfsprekend, maar die zou - dunkt mij - gebaseerd moeten zijn op inhoudelijke criteria, niet op zittingsduur. Integendeel: de recente parlementaire geschiedenis laat zien dat parlementariers als Schakel (ARP), Voogd (PvdA), Wttewaal van Stoetwegen (CHU), Bakker (CPN), Van der Spek (PSP) en Joekes (VVD), die vele jaren in de Kamer zitting hadden, juist daardoor aanzien genoten en invloed uitoefenden. Dat had er vanzelfsprekend ook mee te maken dat het lidmaatschap van de Tweede Kamer ooit werd beschouwd als een van de hoogste publieke functies in plaats van, zoals nu vaak, een tussenstation in een individuele carriere.
Vernieuwing van de kamerfractie staat eveneens op het program van GroenLinks. Behalve fractievoorzitter Paul Rosenmoller komen alle zittende fractieleden in aanmerking voor 'vernieuwing'. Ook hier valt op dat - uitzonderingen daargelaten - de laatsten niet beoordeeld zullen worden op hun functioneren. De 'vernieuwing' is nodig om de partij voor de kiezer aantrekkelijker te maken. Terwijl de PvdA in hoog tempo naar rechts is opgeschoven, plukt GroenLinks daar immers nauwelijks vruchten van.
Ligt dat echter aan de kamerfractie, of ligt het eraan dat deze partij er maar niet in slaagt een duidelijke politieke identiteit te verkrijgen, iets waarvoor fractieleider Rosenmoller meer verantwoordelijk is dan degenen die 'vernieuwd' moeten worden?
Bij de PvdA moet de fractie alweer 'vernieuwd' worden, nadat dat vier jaar geleden ook al is gebeurd. Hierover schijnt een richtingenstrijd te zijn ontstaan tussen partijbestuursvoorzitter (en in strijd met de PvdA-statuten fractielid) Adelmund en fractievoorzitter Wallage, als ik afga op de berichtgeving daarover in de Volkskrant. (Maar die was wel afkomstig van een verslaggever die mij vaak opvalt door zijn oppervlakkigheid en goedgelovigheid.) Adelmund wil dat de partij niet moet vervallen 'in het oude stramien van voor 1994' en dat er verder 'vernieuwd' moet worden. Wallage wil continuiteit en ervaring en niet alleen maar kamerleden die 'mediamiek, leuk en vernieuwend zijn'.
Afgezien van het feit dat Karin Adelmund geen flauw benul heeft van hoe het toeging in de PvdA voor 1994 (voordat ze toen in de Kamer werd geparachuteerd was ze, naar eigen zeggen, 'werkzaam in het bedrijfsleven'), is deze onenigheid in twee opzichten typerend voor de malaise waarin de PvdA verkeert.
Sinds die partij in de afgelopen acht jaar electorale klap na electorale klap mocht incasseren, krijgen de lokale, provinciale en landelijke vertegenwoordigers daarvan keer op keer de schuld, met als recept: 'vernieuwing'. De lijsttrekker (nog steeds geen partijleider) die voor een kleine tien verkiezingsnederlagen eerstverantwoordelijk is, blijft buiten schot en een partijbestuurvoorzitter wiens voornaamste aanwijsbare prestatie uit een nettoledenverlies van 26.000 bestaat, wordt door het steeds kleinere partij-establishment als vernieuwer gevierd.
Paradox is vanzelfsprekend verder dat de vernieuwers iedereen willen vernieuwen - behalve zichzelf.
Maar de roep om personele 'vernieuwing' is - net als bij GroenLinks, en misschien ook het CDA - symptoom van een ander vraagstuk: het vraagstuk van de identiteit van de partij. Deze wordt nu gezocht in 'aansprekender mensen' (Adelmund, volgens de Volkskrant).
Dat is een misverstand in tweevoud. Veel van het echte werk in parlement, raden en staten onttrekt zich aan de aandacht van de media, want die vinden dat niet interessant. Kranten hier weigeren - in tegenstelling tot de Britse - al twintig jaar lang hun lezers een systematisch overzicht te geven van wat in de Tweede Kamer besproken is. Niets zou echter slechter zijn voor de democratie als het voornaamste criterium voor kandidaatstelling de mate wordt waarop kamerleden een flinke uitspraak in Nova kwijt hebben gekund.
Personele 'vernieuwing' van fracties doet nu dienst als wanhoopsoplossing voor ideologische armoede. Vroeger hadden (in ieder geval) linkse partijen een program en zochten zij daar mensen bij die dat konden uitdragen en realiseren. Nu zoeken ze 'aansprekende mensen' omdat ze geen programma meer willen hebben.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 23-07-1997