RUMSFELDS VELDTOCHT

Op 10 september 2001 sprak Donald Rumsfeld, de Amerikaanse minister van Defensie, de hogere ambtenaren toe van zijn departement, het Pentagon. 'Mijn onderwerp is een tegenstander die een ernstige bedreiging vormt voor de veiligheid van de Verenigde Staten. Vanuit een hoofdstad tracht hij zijn eisen op te leggen over tijdzones, continenten en oceanen heen. Met brute vasthoudendheid onderdrukt hij nieuwe ideeen. Hij ontwricht de defensie van de Verenigde Staten en brengt de levens van mannen en vrouwen in uniform in gevaar... U denkt misschien dat ik het over een van de laatste dictators in de wereld heb. Maar die kunnen niet tippen aan de macht van deze tegenstander: de bureaucratie van het Pentagon.'

Een dag later volgden de aanvallen op de Twin Towers en het Pentagon. Voor Rumsfeld vormden zij een ideale aanleiding om de oorlog te gaan voeren die hij de dag ervoor had verklaard. Een jaar eerder was hij door president George W. Bush daarvoor aangetrokken. De nieuwe president en zijn neoconservatieve adviseurs wilden een heel andere Amerikaanse strijdmacht dan de bestaande. Deze zou zich niet meer met nation building mogen bezighouden, zoals in Bosnie en Kosovo, maar een handzaam instrument van de buitenlandse politiek moeten worden. Een instrument dat snel en effectief kon worden ingezet waar de president dat nodig achtte, maar na de overwinning ook weer snel kon vertrekken om elders toe te slaan.

De ideologen meenden dat dit alles mogelijk was door de RMA, de Revolution in Military Affairs, een verzamelnaam voor technologische vernieuwingen met als algemene noemer dat bewapende mannen worden vervangen door bemande precisiewapens. Daartoe moest dan wel de nog steeds logge en omvangrijke Amerikaanse krijgsmacht worden getransformeerd in een snelle interventiemacht. Dat zou een breuk inhouden met de gevestigde belangen van de strijdkrachten. Rumsfeld was degene die deze meedogenloos zou moeten uitschakelen. '9/11' bood hem de mogelijkheid om zijn oorlog tegen het Pentagon niet alleen in alle ernst te beginnen, maar ook te beslechten.

De oorlog tegen het Taliban-regime in Afghanistan werd geheel en al volgens de neoconservatieve doctrine van oorlogvoering opgezet. Geen massale inzet van reguliere Amerikaanse troepen. In plaats daarvan precisiebombardementen, enkele tienduizenden Special Forces en zakken dollars waarmee lokale roverhoofdmannen ('krijgsheren') omgekocht werden om aan de kant van de Verenigde Staten mee te strijden. Aanvankelijk zag het ernaar uit dat de operatie een groot succes was geworden. Het Taliban-regime en de aanhangers van Osama bin Laden werden verslagen, de grote steden ingenomen, een nieuwe regering gevormd, later gelegitimeerd door verkiezingen.

Vijf jaar later: de 'precisiebombardementen' kostten tienduizenden burgerslachtoffers, Osama bin Laden ontsnapte, de roverhoofdmannen zijn nu democratisch gekozen, zo'n twintigduizend Amerikaanse militairen zijn nog steeds bezig met het bestrijden van een tegenstander die overwonnen heette te zijn, en duizenden NAVO-militairen moeten proberen te doen waartoe de Verenigde Staten niet in staat zijn gebleken.

De oorlog tegen Irak moest het tweede grote wapenfeit in Rumsfelds veldtocht worden. Een jaar lang bevocht de minister zijn generaals over het aanvalsplan. De oorspronkelijke plannen voorzagen in een invasiemacht van vier- a vijfhonderdduizend man, nodig geacht om niet alleen Saddam Hoessein te verslaan, maar ook daarna de orde te handhaven en geen machtsvacuum te laten ontstaan. Alle adviezen die wezen op de noodzaak om na de overwinning over voldoende troepen en politie-eenheden te beschikken, werden genegeerd.

Het voorwendsel voor de oorlog waren de Iraakse massavernietigingswapens. Het Pentagon had bijna duizend lokaties in kaart gebracht waar het zulke wapens vermoedde. Maar in het aanvalsplan werd niet voorzien in het bezetten van deze lokaties. Dat zou te veel extra troepen vergen. Als Irak wel zulke wapens had gehad, hadden terroristen daar dankzij de Amerikaanse aanval gemakkelijk de beschikking over kunnen krijgen. Voor de fase na de oorlog werd niets voorbereid. Net als die in Afghanistan is de oorlog in Irak geheel gevoerd volgens de eisen van Rumsfeld, met een minimaal noodzakelijke troepenmacht om hem te winnen. De rest is bekend. Rumsfeld heeft zijn oorlogen gewonnen; het resultaat toont echter het volkomen failliet aan van de politiek die eraan ten grondslag ligt.



Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
24-06-2006

« Terug naar het overzicht