Servische perspectieven


INMIDDELS is de oorlog in Joegoslavie van de voorpagina's verdwenen. Alles went en wordt gewoon. Wat gewoon is, is geen nieuws. Berichten over het stelselmatig vermoorden van drieduizend Bosniers waren twee maanden geleden goed geweest voor openingen en hoofdartikelen. Nu dringen ze nauwelijks nog door tot het tv-journaal.

Langzamerhand begint het beeld post te vatten dat er nu eenmaal toch niets aan te doen is. Het water op in Sarajevo? Het zal wel. De winter voor de deur in een streek waar geen raam meer heel is? Tja. Het moorden gaat maar door? Niets aan te doen. Men moet niet verder willen springen dan zijn polsstok lang is. Waar het nu allereerst om gaat, is adequate geestelijke bijstand te organiseren voor de Nederlandse deelnemers aan de VN-troepenmacht in dit gebied!



In deze algemene stemming van fatalisme ontbreekt inzicht in de situatie te velde. Daardoor bestaat er geen goed beeld over het verloop van de oorlog als geheel. Voor zover zich dat heeft gevestigd, wekt het de indruk dat de Serviers op alle fronten hun Groot-Servische zin aan het krijgen zijn.

Ik geloof dat deze diagnose niet klopt. Dat het maar niet tot onderhandelingen tussen de strijdende partijen komt, is daarvoor een aanwijzing. Als de Serviers werkelijk hun oorlogsdoelen zouden hebben bereikt en hun tegenstanders daar machteloos tegenover staan - zeker nu ze weten dat niemand in de hele wereld hen helpt - zou een regeling mogelijk zijn, hoe bitter ook voor de verliezers.

Van een overwinning van de Serviers is echter geen sprake, ook al staan zij ogenschijnlijk in een gewonnen positie. Zij mogen dan dertig procent van Kroatie en zeventig procent van Bosnie-Hercegovina in handen hebben, hun strategische doel is noch militair, noch politiek bereikt. Militair zijn zij er nog steeds niet in geslaagd een onbedreigde corridor te scheppen tussen het eigenlijke Servie en de nu door Serviers beheerste gebieden in Kroatie. En daar gaat het om, in Bosnie.

Dat is eigenlijk hoogst eigenaardig, want de Serviers beschikken als enigen over de zware wapensystemen van het voormalige federale leger: tanks, geschut en vliegtuigen, terwijl hun Bosnische tegenstanders een strijdmacht uit de grond hebben moeten stampen die in mankracht, organisatie en uitrusting daarvan verre de mindere is.

Ik lees wel verhalen van zeer, zeer deskundigen als Henry Kissinger, die vorige week nog eens het sprookje ophing dat de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog vijfendertig divisies nodig hadden om de Joegoslavische partizanen in toom te houden. Zulks om nog eens te waarschuwen voor de gevaren van interventie door de Verenigde Naties. Ik lees geen verhalen waarin mij wordt uitgelegd hoe het komt dat weinig geoefende, pas georganiseerde en licht bewapende Bosnische strijders maar niet overmeesterd kunnen worden door tegenstanders die superieur zijn in aantal en bewapening en de erfgenamen van die partizanen heten te zijn.

Zeker is echter dat het tij aan het verlopen is voor Belgrado. Hoe ineffectief de sancties van de Verenigde Naties ook zijn, zij worden langzamerhand voelbaar, ook in het krijgsbedrijf. Er beginnen tekorten te ontstaan aan brandstof, munitie en andere voorraden. Het bedroevende moreel van het officiele leger loopt verder achteruit.

Voor de weekeind-helden, de vrije jongens die er na kantoor met een AK-47 en een fles gedistilleerd op uit trekken, begint de aardigheid eraf te gaan nu ze zelf geraakt kunnen worden. Pogingen om een gedisciplineerd klein-Servisch leger te organiseren op basis van het vroegere federale, lijken te zijn mislukt, ondanks de grootscheepse zuiveringen in het officierskorps.

Aan de andere kant zijn de Bosniers over hun dieptepunt heen. En Kroatie heeft onderhand een geduchte krijgsmacht opgebouwd.

Over enkele maanden, op 1 maart, loopt het mandaat van de VN-vredesmacht over de door Serviers veroverde gebieden in Kroatie af en het is niet waarschijnlijk dat Kroatie met een verlenging zal instemmen. De VN zijn immers volstrekt onmachtig een eind te maken aan het verjagen van de oorspronkelijke Kroatische bewoners, dat nog steeds doorgaat.

Een volgende ronde in de oorlog zal niet voordelig zijn voor de Serviers: hun positie is hachelijk en hun militaire mogelijkheden nemen af op het moment dat die van hun tegenstanders toenemen. Van Milosevic is het gezegde dat de Serviers nu eenmaal beter kunnen vechten dan werken. Maar oorlogvoering vereist een materiele basis, waarin de toch al uiterst zwakke Servische economie niet in voldoende mate voorziet.

Internationaal zijn de vooruitzichten bleek. Kenners van de Balkan zijn er al jaren over verbijsterd dat Milosevic zijn Groot-Servische politiek voert zonder steun in de rug van Servies historische bondgenoot, Rusland. Nu heeft het alleen de stiekeme hulp van Griekenland en dan nog voornamelijk vanwege het gemeenschappelijke belang Macedonie en Albanie dwars te zitten.

Kortom: ik ben geneigd de vooruitzichten voor Servie zeer laag aan te slaan, ook al bestaat daar nu een heel ander beeld van. Als ik gelijk heb, betekent dat nog meer oorlog en ellende op de Balkan, niet het minst voor de Serviers, van wie maar een gering percentage werkelijk in woord en daad aan deze oorlog meedoet.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
30-09-1992

« Terug naar het overzicht