Signor Crescendo

VERDI HAD instructies nagelaten dat zijn begrafenis een sober karakter zou dragen, zonder muziek of gezang. De Italianen moesten zijn verlangen eerbiedigen, maar een maand later herdachten zij de componist op hun wijze. Driehonderdduizend mensen begeleidden de kist naar zijn definitieve rustplaats, het Casa Verdi, bestemd voor armlastige musici. Toscanini dirigeerde een koor van negenhonderd koppen in het Va pensiero uit Nabucco. De beste zangers van die tijd zongen er; Caruso in het kwartet uit Rigoletto, waarmee hij het publiek volgens een ooggetuige tot 'een ongelooflijke geestdrift bracht'.

Hoe Federico Fellini deze gebeurtenis, die zich ruim negentig jaar geleden afspeelde, zou hebben verfilmd, lijdt geen twijfel. In de menigte zouden zeer veel opmerkelijke mannenkoppen en vrouwenkonten te zien zijn geweest. De tenoren zouden van onderop zijn gefilmd, zodat hun buiken en borstkassen bij het uitademen het zicht op hun mond hadden benomen. De acteur - als het al een acteur was geweest - die Toscanini moest doen, had meer dirigeerstokjes gebroken of op de hoofden van te kort schietende orkestleden stukgeslagen dan de echte Toscanini in zijn hele lange loopbaan. Enzovoort.

Nu is Fellini zelf dood, en zijn sterven lijkt wel door hemzelf geensceneerd, met een cortege van prelaten, paparazzi, carabinieri en huilende mooie vrouwen.

Zijn dood is in Italie een nationale gebeurtenis en doet in meer dan een opzicht denken aan die van Verdi. Net als deze was Fellini aan het eind van zijn leven onbetwist 'il maestro'. Maar de laatste werken van Verdi genoten een succes d'estime en de laatste films van Fellini flopten. Voor nieuwe projecten heeft hij geen financiers weten te vinden.

De Italiaanse commotie bij de dood van Fellini lijkt dan ook eerder verklaard te moeten worden uit de politieke situatie dan uit eerbied voor zijn cinematografische prestaties. Het officiele, publieke Italie heeft in de ogen van zijn burgers alle waardigheid verloren. Er is geen politicus of zakenman die niet als potentieel corrupt staat aangemerkt. Tegenover hen is Fellini een man boven verdenking. Hij en zijn films hebben met politiek niets van doen. Maar tegelijkertijd was hij meer dan wie ook representant van Italie - meer nog dan Moravia of Visconti, die bovendien al eerder stierven.

Hij was natuurlijk geen held van de onafhankelijkheid als Verdi. Toen Verdi stierf, verkeerde het officiele Italie echter eveneens in een deplorabele toestand: koning Umberto I was een jaar eerder vermoord en in het land werd een militaire dictatuur uitgeoefend. Is het onaannemelijk dat Verdi en Fellini bij hun dood symbool werden van de integriteit van een ander Italie?

De overeenkomst tussen de twee kunstenaars kan nog een verzet hoger worden gesteld. Ook van de agnost Verdi is niet met zekerheid bekend of hij zich aan het eind toch niet heeft verzoend met de kerk.

Maar dan houdt het op. Als er dan vergelijkingen moeten worden getrokken, is er maar een onontkoombaar: die tussen Federico Fellini en Gioacchino Rossini - tenminste, de Rossini van de komische opera. Met het schrijven daarvan was hij al gestopt voor hij op zijn 38ste zijn allerlaatste opera componeerde.

Zijn komische opera's zijn wel - en met recht - gekarakteriseerd als een steeds luider geschreeuw om stilte. Zij hebben slechts ogenschijnlijk een verhaal en een moraal. Zij gaan over niks, zoals het best gedemonstreerd in het schitterendste exempel van zijn kunst, Il viaggio a Reims, dat een tiental jaren geleden werd herontdekt en dat over niets anders gaat dan de vergeefse pogingen van in een mondaine badplaats bijeengekomen Europese aristocraten om de kroning van Karel X (1825) in Reims bij te wonen.

Net als Rossini heeft Fellini ons niets te vertellen. Hij heeft ons echter zeer veel laten zien, op dezelfde lawaaierige manier waaraan Rossini zijn bijnaam 'signor Crescendo' had te danken. De films 8 1/2 en Amarcord zijn de hoogtepunten in een oeuvre dat net drie films minder telt dan Verdi opera's schreef. Maar de merkwaardige ontroering die zich altijd van mij meester maakt bij allerlaatste scene van 8 1/2, kan ik niet verklaren: de circusmuzikanten met hun vrolijke, asyncopische muziek in een donker wordende piste.

Van Verdi werd bij zijn dood gezegd: 'Hij leefde en leed voor ons allen.' Zulke romantische grafschriften zijn zelfs in Italie ondenkbaar geworden. Zij waren al objectief onmogelijk. Maar is het niet passend over Fellini te besluiten dat hij voor ons allen wist te dromen?

De dood van Fellini is niet alleen een commentaar op de toestand van Italie. Zijn laatste films zijn al niet meer buiten Italie gedistribueerd, en nauwelijks daarbinnen. Dat kan liggen aan hun kwaliteit, want Fellini heeft niet alleen maar meesterwerken geschapen. Maar het heeft vooral te maken met de neergang van de Italiaanse filmindustrie.

Er woedt nu een debat waarin de neergang van de nationale filmproduktie in Europa wordt geweten aan de invasie van goedkopere Amerikaanse produkten. Dat argument is niet helemaal onzinnig, zoals ik eerder heb betoogd. Maar het is niet het hele verhaal. Zeker in Italie maken economische monopolies op mediagebied een eind aan een zelfstandige filmkunst. Fellini liet dat vermoeden in zijn late film Ginger e Fred, een weemoedige confrontatie tussen zijn kunst en die van het modernere massamedium.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
03-11-1993

« Terug naar het overzicht