Sisyphusarbeid
Dat de Partij van de Arbeid precies zestig jaar geleden werd opgericht, is op zich niet iets om plechtig bij stil te staan. Zeker niet als men de vergelijking trekt met mensen van dezelfde leeftijd. Die krijgen tegenwoordig van alle kanten te horen dat ze ‘er nog steeds zitten’ en aldus de doorstroming van jongeren belemmeren. Zijn ze echter weggewerkt uit het arbeidsproces, dan komt uit precies dezelfde hoeken het verwijt dat ze voortijdig profiteren van ouderdomsvoorzieningen.
Onwillekeurig dringt de gedachte zich op dat de Partij van de Arbeid te vergelijken valt met deze beklagenswaardige grijsaards. Aan de ene kant horen we immers al een aantal jaren, ook binnen de partij, dat deze zichzelf heeft ingehaald. Het programma waarmee zij in 1946 aantrad, de beginselen waarop ze zich beriep
¬ dat is toch allemaal allang achterhaald: voor een deel ging het om onmogelijke idealen, de rest is gerealiseerd. Al in 1939 meende Koos Vorrink, de toenmalige voorzitter van de sdap, in een wel heel revisionistische bui dat alleen een algemeen ouderdomspensioen nog aan de verwezenlijking van het socialisme ontbrak.
Dat was dan ook het eerste wat tot stand kwam toen de PvdA aan de regering ging deelnemen. In feite was de ‘noodwet Drees’, later uitgewerkt tot de aow, vooral een schepping van minister Koos Suurhoff. Het is een nationaal
en internationaal voorbeeld bij uitstek van hoe sociale zekerheid op een voor iedereen redelijke manier en zonder bureaucratische rompslomp kan functioneren. Als zodanig is de aow een pronkstuk van de brede verzorgingsstaat.
Zie hier bewijsstuk nummer 1 voor wie wil stellen dat de PvdA zich door haar eigen succes overbodig heeft gemaakt. Die stelling laat zich echter niet goed rijmen met de geleidelijke ondermijning van het principe waarop de aow is gebaseerd ¬ ook door kopstukken van de PvdA. Die knagen eraan door te reppen van een omvorming
tot een inkomensafhankelijke regeling en van fiscalisering, waardoor de aow zijn simpele en universele karakter zou verliezen.
Ik noem het voorbeeld van de aow als een verworvenheid die onder druk staat, om aan te geven dat het te betwijfelen valt of de reële delen van het PvdA-programma van 1946 inderdaad zijn verwerkelijkt. Ik meen dat het veel te gemakzuchtig is om te denken dat de emancipatie van hoofd- en handarbeid (zoals het toen werd
genoemd) inmiddels is gerealiseerd. Voor wat betreft de mogelijkheden van burgers om hun autonomie gestalte te geven, is er eerder ¬ zie het onderwijs, zie de cultuur ¬ sprake van achteruitgang.
De huidige PvdA lijkt emancipatie echter uit haar program te hebben geschrapt, net als dat wat vroeger ‘maatschappijkritiek’ heette. De zestigjarige gunt zich daarmee een voorbarige rust. Het sociaal-democratisch project is nooit af. De verwezenlijking ervan is een ware Sisyfusarbeid, want er is geen beloofd land dat
in het verschiet ligt. Er is alleen het perspectief van een betere wereld waarnaar gestreefd moet worden.
Een zelfverkozen prepensioen is minder bezwaarlijk dan het koste wat koste meedoen om toch vooral geen ouwe lul te lijken. De huidige PvdA weet niet goed te kiezen uit deze twee onaangename alternatieven, zo komt het mij voor.
Maar anders dan een zestigjarige mens is de PvdA statutair voor onbepaalde tijd aangegaan. Dat schept verplichtingen.
Tromp, Bart_Column_Sisyfusarbeid_SD2006-1_2.pdf (0 B)
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Socialisme & Democratie
- Datum verschijning
- 31-01-2006