Spookprofessor


VAN ALLE SOORTEN bestaat een variant of mutatie. Dit is een wet waarop ik geen uitzondering wil weten. Mijn favoriete variant is de 'tafelmajoor' uit de opera La vie parisienne van Jacques Offenbach. Hij leidt geen eskadron cavalerie in een charge, noch commandeert hij een batterij veldartillerie. Zijn bezigheden zijn van andere aard: wie anders moet het vlees voorsnijden bij het diner etcetera.

Amusant en lang geleden. De moderne krijgsmacht moet het zonder tafelmajoors stellen. Daar staat aan de hedendaagse Nederlandse universiteiten een overeenkomstige figuur tegenover: de 'spookprofessor'. In tegenstelling tot de tafelmajoor bestaat de spookprofessor echt. Anders zouden er - om maar iets te noemen - geen kamervragen over hem zijn gesteld (door de Socialistische Partij).

Wat is een spookprofessor? Wie is de spookprofessor? Er moeten er meer van zijn, maar de enige naar wie verwezen wordt doceert niet aan de Universiteit van Amsterdam waar hij is aangesteld. De spookprofessor is weliswaar hoogleraar aan deze universiteit, maar geeft geen college of ander onderwijs en is al jaren niet opgemerkt in de universitaire ruimten, of het nu vergaderzalen dan wel collegeruimten zijn. Zijn salaris strijkt hij wel op, maar dat hoeft hij dan ook niet op betaaldag op te halen bij de balie van het Maagdenhuis. Het is ook nog een socioloog, die Amsterdamse spookprofessor, dus dan weet je het wel. Goed dat daar nu eens tegen wordt opgetreden, al is het maar met kamervragen. Zo wordt de verwording van de universiteiten eindelijk eens duidelijk over het voetlicht gebracht.

De spookprofessor heeft een naam: Derek Lee Phillips. Hij heeft ook een geschiedenis, waarvan de contouren worden geschetst in het laatste nummer van Folia Civitatis, weekblad van de Universiteit van Amsterdam; overigens zonder medewerking van de betrokkene. Die wilde alleen maar als commentaar kwijt dat hij de hele affaire 'belasterend' vond.

Persoonlijk ken ik Phillips niet. Zijn werk wel, zij het gedeeltelijk. Aan het begin van zijn wetenschappelijke loopbaan publiceerde hij in 1971 Knowledge from what?, een snijdende kritiek op sociaal-wetenschappelijk onderzoek dat via steekproeven en vragenlijsten opvattingen en meningen van bevolkingen en bevolkingsgroepen in kaart denkt te brengen. Dat boek vestigde zijn reputatie, en bezorgde hem een leerstoel aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn wetenschappelijke belangstelling verschoof zich toen van de methodologie van de sociale wetenschappen naar filosofische vraagstukken, herinner ik mij, waarbij hij zich name orienteerde op het latere, taalfilosofische werk van Ludwig Wittgenstein.

Daarna ben ik hem uit het zicht verloren. Nee, toch niet, want in 1984 publiceerde hij een naar en zeurderig boek met opstellen onder de titel De naakte Nederlander, dat ik in Het Parool vernietigend besprak. Dat de studie van ene Phillips over liberalisme en communitarisme die ik een paar jaar geleden besproken zag in gerenommeerde Britse en Amerikaanse ('internationale') tijdschriften van hem afkomstig was, ben ik nu pas te weten gekomen.

Dit is dus de spookprofessor, en waarom? Ik baseer me nu op het relaas in Folia. Dat geeft aan dat Phillips in de loop van de jaren zeventig steeds meer benard werd in zijn wetenschappelijke arbeid door achtereenvolgens de zogenaamde democratisering en de feitelijke bureaucratisering van het academisch bedrijf. Hij beschikte kennelijk niet over het vermogen daar soepel op te reageren; wie hem meer zijn toegedaan zouden zeggen dat hij geen ruggegraat van rubber had. Ik vermoed dat hij, als zoveel uit het buitenland aangetrokken hoogleraren, geen besef had van de Nederlandse bestuurscultuur - iets wat pas een probleem werd toen hoogleraren aan een universiteit tot 'besturen' werden genoopt.

Uit het verhaal in Folia komt naar voren dat Phillips niet goed in staat was zich aan te passen aan een situatie, waarin van hoogleraren werd verwacht dat zij vooral ook andere capaciteiten aan de dag zouden leggen dan het verrichten van wetenschappelijk onderzoek en het geven van daarop gebaseerd onderwijs.

Bij een van de grote bezuinigingsoperaties die door minister Deetman in de vroege jaren tachtig werden opgezet (zonder dat overigens ooit duidelijk werd of er inderdaad werd bezuinigd) kwam Phillips voor de keus te staan. Hij kon met wachtgeld verdwijnen, een toen riante afvloeiingsregeling. Ik herinner mij dat er universitaire faculteiten waren, waar docenten op die basis (wat neerkwam op feitelijk behoud van salaris) al vanaf hun 47ste levensjaar tot de pensioengerechtigde leeftijd konden vertrekken - 'om plaats te maken voor jongeren'.

Phillips deed dit niet. Hij koos voor een regeling waarbij hij met wachtgeld ging voor het onderwijsdeel van zijn aanstelling, maar aanbleef voor onderzoek. (En daar presteerde hij meer dan wat van hem verwacht zou mogen worden.)

Dit wordt hem nu kwalijk genomen. Als hij indertijd voor een volledige wachtgeldregeling had gekozen, was er geen spookprofessor geweest. Als de wachtgeldregelingen niet tussentijds gewijzigd waren, had zich ook niemand druk gemaakt over de spookprofessor.

Toen Phillips zijn regeling met de Universiteit van Amsterdam trof, kwamen die wachtgelden voor rekening van het ministerie van financien. Zodoende was het aantrekkelijk voor universitaire bestuurders om docenten en hoogleraren langs die weg af te voeren. Sinds een aantal jaren verhaalt het ministerie van onderwijs die wachtgelden op de universiteiten zelf. Vroeger hadden die er dus belang bij hoogleraren met wachtgeld te sturen, nu snijden ze zich daarmee in de eigen vingers.

Op die manier is de spookprofessor ontstaan. In plaats van vragen daarnaar te stellen, zouden kamerleden dat beter kunnen doen over een onderwijsbeleid dat universiteiten dwingt tot stelselmatige vernietiging van intellectueel kapitaal.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
06-03-1996

« Terug naar het overzicht