Staat en veiligheid

De terreuraanslagen van de 11e september zullen op den duur verstrekkende gevolgen hebben voor het denken over veiligheid en over de wijze waarop daarin wordt voorzien. In de Verenigde Staten, maar ook in Europa. De traditionele scheiding tussen binnenlandse veiligheid en buitenlandse militaire dreiging, tussen oorlog en misdaad, is aan het oplossen.

Daarmee komt ook het verschil tussen de twee instanties die traditioneel in deze beide vormen van veiligheid voorzien, politie en leger, te vervagen. Deze ontwikkleing is al jarenlang in gang. Marineschepen in de Nederlandse Antillen zijn daar niet om het territorium van het Koninkrijk te beschermen, maar om op drugstransporten te jagen. De Bijzonder Bijstandseenheid bestaat uit militairen, maar is getraind om tegen binnenlands politiek of crimineel terrorisme op te treden. Deelname aan vredesoperaties als in voormalig Joegoslavië komt er in feite op neer dat legereenheden politietaken vervullen. F-16s van het fotoverkenningssquadron helpen bij onderzoek naar moorden door met infrarood-camera's terreinen te fotograferen waar men denkt dat de lijken van slachtoffers zijn begraven.

Omgekeerd heeft de politie zich in de afgelopen veertig jaar ontwikkeld van een organisatie waarin, in het zeldzame geval dat er moest worden opgetreden, de manschappen daarvoor alleen maar over een platte sabel beschikten. Sindsdien is de politie over een scala aan mogelijkheden gaan beschikken om met beheerst geweld op te treden; op het hoogste niveau daarvan zelfs met scherpschutters.

Eén van de eersten die deze ontwikkeling voorzag, was de Israelische krijgshistoricus van Nederlandse afkomst, Martin van Creveld. Tien jaar geleden publiceerde hij The Transformation of War met als centrale these dat er een eind was gekomen aan conventionele oorlogen, oorlogen tussen staten gevoerd door grote, zwaarbewapende legers die gebruik maken van technologisch geavanceerde wapensystemen.

Hij voerde daarvoor verschillende argumenten aan. Het bezit van nucleaire wapens weerhoudt een staat ervan zo'n klassieke oorlog te ontketenen: het risico is te groot. Sinds Pakistan en en India allebei over zulke wapens beschikken, hebben hun onderlinge conflicten niet meer - zoals daarvoor - tot gewapende strijd gevoerd.

Het tweede argument komt neer op het doorvoeren van moderne theorieën over de vorming van staten, zoals bijvoorbeeld die van de Amerikaanse socioloog Charles Tilly. Zijn theorie houdt kortweg in dat de staat ontstond als ongewild bijproduct van oorlogvoering.

Aan het eind van de Middeleeuwen stegen de kosten van oorlogvoering exponentieel door de introductie van vuurwapens, van vestingbouw die daartegen bestand was en de noodzaak aan beroepssoldaten. Alleen vorsten die in staat waren om de daarvoor benodigde middelen te mobiliseren, konden succesvol oorlog voeren en zo een bepaald territorium gaan beheersen. Aldus ontstond de staat als instrument om zulke middelen - kapitaal en mankracht - bijeen te brengen. Ons woord 'bureaucratie' is afgeleid van de gebroeders Bureau, die in de vijftiende eeuw de artillerie van de Franse koning organiseerden.

Welnu, als er zo'n nauw en onlosmakelijk verband bestaat tussen oorlogvoering en staatsvorming, dan werkt dit ook in omgekeerde richting. Dat is de redenering van Van Creveld. Door mondialisering verliezen staten aan zelfstandigheid en daarmee dus ook aan het vermogen om oorlog te voeren.

Van Creveld had de pech dat zijn boek verscheen tijdens de Golfoorlog, die nu juist voorbeeld bij uitstek was van een traditionele oorlog tussen staten. Maar zijn stelling dat conventionele oorlogen in de huidige wereld van minder belang zijn dan wat hij low intensity conflicts noemt - guerrilla, terrorisme - houdt stand.

Op de achtergrond van Van Crevelds boek speelt de eerste Intifadah in de door Israel bezette gebieden. Deze demonstreerde de relatieve onmacht van het best geoefende en uitgeruste leger in de wereld tegenover Palestijnse jongeren die met stenen gooiden.

Succesvol opereren in zulke low intensity conflicts vraagt kennelijk een heel andere opstelling en organisatie dan die van bestaande krijgsmachten en politiediensten. Daarover is in de afelopen tien jaar wel veel gedacht en geschreven, maar dat heeft niet werkelijk tot veranderingen geleid. Aan de ene kant is dat een gevolg van het inherente conservatisme van bestaande instituties.

Aan de andere kant is er de technologische verleiding, waardoor het traditionele krijgsbedrijf wordt opgetuigd met steeds effectievere wapensystemen die bovendien gevechtsrisico's voor de individuele soldaat minimaliseren. Zo ontstaat het utopia van het electronisch slagveld.

Maar de ontwikkeling in deze richting staat haaks op de 'andere oorlog', op de nieuwe veiligheidsbehoeften van staten. Die vragen om middelen en manieren waarmee zij hun burgers tegen reële bedreigingen kunnen beschermen. Als zij daartoe niet bij machte zijn, verliezen zij namelijk hun eerste reden van bestaan, met consequenties die niet goed te overzien zijn.

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
27-09-2001

« Terug naar het overzicht