Steeds meer efficiency in het hoger onderwijs
De paarse coalitie heeft zich vooral ten doel gesteld te bezuinigen, ook op het hoger onderwijs. Door verhoging van de doelmatigheid moet dit ook gemakkelijk te bereiken zijn, menen velen. Bart Tromp, als politicoloog werkzaam aan de universiteiten in Leiden en Amsterdam, protesteert tegen deze overgesimplificeerde en onjuiste voorstelling van zaken.
Minister Zalm (VVD) van financien vroeg zich in de Tweede Kamer af wat het voor een probleem was een half miljard te bezuinigen op een begroting van ruim 32 miljard gulden per jaar. Dit was een staaltje van (paarse?) demagogie, waarvoor een dienaar van de Kroon zich zou moeten schamen.
Zalm weet immers dat die bezuiniging alleen verhaald wordt op het tertiair onderwijs (universiteiten en hogescholen) dat, zoals Bert Steinmetz in Het Parool van 19 november uitlegt, minder dan een kwart van de onderwijsbegroting beslaat: 7,4 miljard. Daarnaast is ook een bezuiniging van een miljard voorzien op de studiefinanciering. Daaronder vallen alle jongeren boven de achttien die onderwijs volgen, ook als ze nog op de middelbare school zitten.
Dit zijn grote bedragen en de afgelopen weken is duidelijk geworden dat degenen die deze bezuinigingen in het regeerakkoord hebben vastgelegd en degenen die daarvoor vervolgens hebben getekend, geen flauw idee hadden en hebben hoe dit bedrag moet worden opgebracht. Niettemin vraagt Steinmetz zich af of er niet toch bezuinigd kan worden en hij suggereert dat het antwoord ligt in meer efficientie: het leveren van dezelfde prestatie tegen lagere kosten. De kosten van het hoger onderwijs bestaan voor tachtig procent uit personeelskosten.
Zelf heb ik al lang geleden het efficientie-ideaal van het ministerie van onderwijs gedefinieerd als een situatie waarin oneindig veel studenten worden onderwezen door oneindig weinig docenten.
Volgens deze formule is vergroting van de efficientie altijd mogelijk, tot een docent alle vierhonderdduizend studerenden boven de achttien op een locatie (het Museumplein?) les geeft.
Dit is vanzelfsprekend een absurd scenario, want al veel eerder is er natuurlijk geen sprake meer van dezelfde prestatie voor minder geld. Belangrijker is dat sinds 1978 nergens in de Nederlandse samenleving de efficiency zozeer verbeterd is als juist bij de universiteiten. Al vanaf dat jaar wordt op hun budgetten bezuinigd, terwijl tegelijkertijd de aantallen studenten zijn toegenomen.
Het laten afstuderen van een student kost nu grosso modo veertig procent minder dan vijftien jaar geleden, terwijl de gemiddelde studieduur fors is teruggebracht. Dat is een ongekende efficiency-verbetering - zeker in de overheids- en semi-overheidssector. Ik weet geen enkel departement dat zelfs maar de helft daarvan heeft gerealiseerd.
Die verhoging van efficiency is op verschillende manieren betaald. Een ervan is een (voor Nederland unieke) verlaging van inkomens. De herstructurering van het wetenschappelijk korps aan het begin van de jaren tachtig hield in, dat hoogleraren voortaan het salaris van lectoren kregen, lectoren (omgedoopt tot universitaire hoofddocenten) dat van hoofdmedewerkers en de laatsten dat van medewerkers.
Prof. Roel in 't Veld, die dit soort zaken nauwlettend bijhoudt, rekende vorige week uit dat, als de salarisontwikkeling van het wetenschappelijk korps gelijke tred had gehouden met die van ambtenaren aan departementen, de salarislasten van deze categorie van het universitair personeel nu een miljard gulden hoger zouden liggen.
Buiten beschouwing blijven dan nog de secundaire arbeidsvoorwaarden, die stelselmatig verslechterd zijn. Het is aan universiteiten heel gewoon geworden dat allerlei kosten waarvoor volgens het ambtenarenreglement de werkgever verantwoordelijk is, wegens gebrek aan financien worden betaald door de betrokkenen zelf.
Volgens een enkele jaren geleden verschenen proefschrift bedroeg de gemiddelde werkweek van een lid van het wetenschappelijks korps toen al bijna zestig uur per week. Dat houdt in, dat men ruim twintig uur per week onbetaald onderwijs geeft of onderzoek verricht, een vorm van efficiency-verhoging die ik in een andere 'bedrijfstak' niet zo gauw zie gebeuren.
Dat de budgetten van universiteiten niet dramatisch zijn gedaald in al deze jaren, komt alleen doordat steeds meer onderzoek wordt gedaan in het kader van de 'derde geldstroom': het verrichten van onderzoek in opdracht van en tegen betaling door derden.
Men kan zich afvragen of de universiteit er in het algemeen veel mee opschiet zulke commerciele opdrachten uit te voeren. Het is te betwijfelen of onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek daarmee gediend is. Maar de politiek heeft de universiteiten gedwongen deze weg te gaan. Vaststaat dat dit geld verdiend wordt door onderzoeksinspanningen en dat in de daarvoor uitgetrokken tijd geen onderwijs gegeven kan worden.
Dank zij de succesvolle hervormingen in het lager en middelbaar onderwijs komen er steeds meer jonge mensen op de universiteit terecht die niet in staat zijn tot zelfstandig studeren en steeds meer begeleiding vragen. Zelf heb ik soms meer het idee leraar Nederlands te zijn, of Engels, dan mensen in te leiden in de wetenschap der politiek, of in de bijzonderheden van de politieke theorie van Thomas Hobbes of John Locke. In het algemeen heeft dit geleid tot intensivering van het universitair onderwijs, terwijl er meer studenten kwamen en minder docenten.
Welke maatstaf men ook aanlegt, de slotsom is onontkoombaar dat de efficiency van Nederlandse universiteiten (en hoogstwaarschijnlijk ook van hogescholen, maar daar weet ik minder van) sterker is gestegen dan in elke andere sector van de maatschappij waarover 'de politiek' iets te zeggen heeft. Dat heeft zijn prijs gehad: de verhoging van de efficiency gaat al lang ten koste van de kwaliteit. Een 'werkcollege' met honderd deelnemers is ogenschijnlijk efficienter dan met vijftien studenten, maar de laatsten krijgen beter onderwijs.
Dit is echter de prijs van het grote doel van de Nederlandse onderwijspolitiek: zo veel mogelijk jonge mensen op basis van een zo laag mogelijke studiekostenvergoeding deel laten nemen aan zo slecht mogelijk hoger onderwijs. Wat dit aangaat, betekent de 'paarse' coalitie geen enkele breuk met het recente verleden.
Als zij slaagt in de uitvoering van het regeerakkoord, krijgt Nederland een uiterst 'efficient' hoger onderwijs op het niveau van een Derde-Wereldland. Het budget voor het hoger onderwijs in Nederland is tegen die tijd dan ook nagenoeg gelijk aan dat voor ontwikkelingssamenwerking; het scheelt nu al minder dan een miljard.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 24-11-1994