Straaljagers uit de staatsruif

Tijdens de Koude Oorlog voerden de Amerikaanse Landmacht, Luchtmacht, Marine en Mariniers, de vier zelfstandige onderdelen van de krijgsmacht, oorlog - met elkaar. Ze wilden allemaal het beste en het mooiste en dus het duurste. Vaak kregen ze dat ook.

Dat veranderde na de ondergang van de Sovjet-Unie. In het eerste jaar van de regering Clinton belegde de toenmalige minister van Defensie, Les Aspin, een 'laatste avondmaal' met de hoofdmannen van de defensie-industrie. Zijn boodschap luidde dat het afgelopen moest zijn met verspilling en overlapping. Binnen de kortst mogelijke tijd dwong de regering een concentratie in de defensie-industrie af, waardoor er nog maar vier grote conglomeraten zijn overgebleven: Lockheed Martin, Boeing, Raytheon en Northrop Grumman.

Onderdeel van ditzelfde rationaliseringsstreven was het besluit dat de drie krijgsmachtdelen die over vliegtuigen beschikken (Luchtmacht, Marine, Mariniers) zich moesten baseren op een nieuw toestel dat voor 80% voor alledrie identiek was: de Joint Strike Fighter. Deze gaat de F-16, de A-10, de AV-8B en de oudere versies van de F-18 vervangen.

Robert McNamara probeerde zoiets ook al toen hij begin jaren zestig minister van Defensie was. Dat vliegtuig, de F-111, kwam er wel, maar heel veel andere ook. Ditmaal gaat het een beetje anders, want naast de JSF zijn de Verenigde Staten al eerder begonnen met de constructie van de F-22, bedoeld als 'luchtoverwichtjager' en als zodanig opvolger van de F-15. Op welk ander vliegtuig dat luchtoverwicht bevochten zou moeten worden is duister - er worden geen nieuwe MIGs en Sukhois meer ontworpen. Daarnaast staat een gemoderniseerde F-18 op de lijst.

De immense uitbreiding van het Amerikaanse defensiebudget na 11 september 2002 maakt zulke overdaad mogelijk, hoewel niemand kan uitleggen hoe meer jachtvliegtuigen tot minder terrorisme leiden.

Het paarse kabinet heeft nu al indirect gekozen voor de JSF als opvolger - op zijn vroegst vanaf 2010 - van de pas gemoderniseerde F-16s van Koninklijke Luchtmacht. Deze keus volgt namelijk uit de mogelijke deelname van een aantal (als het meevalt: meer dan twee) Nederlandse bedrijven aan de ontwikkelingsfase van de JSF. Daarvoor moet de overheid ruim 800 miljoen euro voorschieten, zonder dat vast staat dat dit bedrag ooit terugvloeit in de schatkist. Voor deze vorm van bankieren zijn in Zuid-Holland bestuurders tot aftreden gedwongen en ambtenaren ontslagen.

De argumenten waarmee deze deal wordt verdedigd zijn uiterst zwak. Werkgelegenheid? Op zijn best gaat het om duizend zwaar gesubsidieerde banen, die echter ten koste gaan van bestaande werkgelegenheid. Technologie-overdracht? De ervaring leert anders. De VS hebben een reputatie op te houden als het erom gaat militaire argumenten te hanteren om technologische monopolies te garanderen en economische voordelen te verzekeren. Toen Nederlandse S-fregatten een paar jaar geleden werden afgestoten en verkocht aan Griekenland, moest de Amerikaanse coderingsapparatuur er eerst 'om veiligheidsredenen' uit gesloopt worden. Griekenland werd gedwongen die voor de volle prijs opnieuw kopen, hoewel het die apparatuur allang zelf had gekocht voor eigen schepen.

Zekerheid dat de bedriijven die aan de ontwikkelingsfase meedoen, ook ingeschakeld zullen worden bij de productiefase is er niet.

Het laatste argument luidt dat door nu mee te doen, Nederland de JSF tezijnertijd met korting kan kopen. Maar zekerheid daaromtrent is er ook niet. De kostprijs is uiteraard afhankelijkheid van het aantal te bouwen toestellen. Geschat was dat er zo'n 4500 JSFs worden geproduceerd, waarvan 2800 af te nemen door de VS.

Van de F-22 zouden er oorspronkelijk ruim 600 worden aangeschaft door US Airforce. Op dit moment is de bestelling terug gebracht tot een dikke driehonderd. Ik heb elders, onder andere in het Politiek Forum van de PvdA, ervoor gewaarschuwd dat het met de JSF evenzo zou gaan. Het recente bericht dat de Amerikaanse Marinie en het Korps Mariniers 400 JSFs minder willen hebben, is moeilijk anders uit te leggen dan als een bevestiging van die waarschuwing.

'Congressen kopen geen vliegtuigen', zei minister van Defensie Henk Vredeling in 1975 heel terecht over een Partijraad van de PvdA. De functie van die Partijraad is nu overgenomen door het Politiek Forum van de PvdA, dat zich op zes maart zeer terecht uitsprak tegen het aankopen van de JSF op deze idiote voorwaarden. Zo krijgt Vredeling gelijk.

Raadselachtig is waarom de enige partij die zich inspant voor deze deal, de VVD, haar eigen uitgangspunten zo ostentatief verloochent, een paar bedrijven met een enorm bedrag 'uit de staatsruif' wil subsidiƫren, en daarmee tegelijkertijd de keus voor een nieuw jachtvliegtuig afhankelijk maakt van dit bizarre staaltje industriepolitiek.

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
28-03-2002

« Terug naar het overzicht