SUBSIDIE VOOR AMERIKA

Op 8 februari besloot het kabinet een aantal Nederlandse bedrijven 800 miljoen euro voor te schieten, teneinde ze in staat te stellen zich in te kopen in de ontwikkelingsfase van de Amerikaanse Joint Strike Fighter, te zijner tijd de F-35. (De bijdrage van de industrie zelf, 20 procent, is in feite virtueel.)

Formeel ligt daarmee niet vast dat de F-35 de opvolger van de F-16 wordt, het standaard-gevechtsvliegtuig van de Koninklijke Luchtmacht (KLu). Feitelijk wel. Half april zal de Tweede Kamer dit kabinetsbesluit moeten goedkeuren. De Kamer doet er beter aan dit niet te doen en met deze aankoop te wachten.

Er is een aantal bezwaren aangevoerd tegen de aankoop van de F-35 die geen hout snijden. Het gaat hier niet om een exorbitante extra uitgave: de aankoop van F-35's wordt uit het bestaande budget van de KLu betaald. Evenmin is hier sprake van het voortrekken van een Amerikaans toestel boven een 'Europees'. De Brits-Duits-Italiaans-Spaanse Typhoon (Eurofighter) is net zo weinig Europees als de Franse Rafale. Beide bestaan in de door de KLu gewenste versie niet eens op de tekentafel, en het is allerminst waarschijnlijk dat ze ooit zullen worden ontworpen. Er bestaat geen twijfel dat de F-35 beter en goedkoper zal zijn dan deze concurrenten.

Maar over de kostprijs van de F-35 staat niets vast. Het vliegtuig zal goedkoper zijn omdat het in grotere aantallen zal worden gebouwd dan zijn 'Europese' concurrenten. Dan nog blijft de onvoorspelbare koersverhouding tussen euro en dollar bij aankoop.

De kritiek dat de F-35 achterhaald zou zijn als hij vanaf 2010 in productie komt, slaat militair-technisch nergens op. Het zal nog vele jaren duren voor onbemande vliegtuigen en andere apparaten de functie van de toekomstige jachtvliegtuigen over kunnen nemen.

Op dit niveau van discussie gaat het er voor Nederland slechts om of het een luchtmacht wil behouden die op topniveau kan opereren (zoals nu), liever wil doen alsof (zoals Belgie), of zich gaat beperken tot transport door de lucht van andere krijgsmachtdelen.

De politieke keuze om er een kleine, in zijn mogelijkheden beperkte, maar toch eersteklas-luchtmacht op na te houden, is impliciet gemaakt door een opvolger van de F-16 te kiezen, en is toen door geen enkele politieke partij aangevochten. Daar gaat het dus niet om.

Maar zelfs de Amerikaanse krijgsmacht heeft zich nog niet vastgelegd op de aantallen F-35's die luchtmacht, marine en mariniers aan zullen schaffen. En sinds de oorlog in Afghanistan woedt er een stille strijd in het Pentagon. Doorslaggevend in de luchtoorlog waren namelijk de inmiddels stokoude B-52 bommenwerpers en de ultramoderne B-2's. Anders dan de jachtvliegtuigen van de marine - die van de luchtmacht speelden bij gebrek aan nabije bases geen rol - hadden zij het vermogen over enorme afstanden te opereren. De B-52 is aan het eind van zijn levenscyclus. Van de B-2 zijn er maar 21 gebouwd. Daarom is er een factie in het Pentagon die de productielijn van de B-2 wil heropenen. De enorme kosten die dit met zich meebrengt, kunnen slechts verhaald worden op de enige twee andere nieuwe vliegtuigen die de Verenigde Staten ontwikkelen: de F-35 (begroot op 2800 stuks voor de Verenigde Staten) en de F-22, die zich in de pre-productiefase van 339 toestellen bevindt. Valt de keus ten gunste van meer B-2's uit, dan zal dat waarschijnlijk ten koste gaan van de F-35's, met ingrijpende gevolgen voor de kostprijs.

Opvallend is daarnaast dat tot nu toe alleen het Verenigd Koninkrijk en Italie opties hebben genomen op de F-35. Maar dan gaat het vooral om de US Marine-versie, die beschikt over het vermogen om vrijwel verticaal te stijgen. Zij zijn dan ook bestemd voor de Britse en Italiaanse vliegkampschepen, met hun ultrakorte ('jump') startdekken. Deze versie heeft geen concurrent.

De indirecte aanschaf van de F-35 onder zulke onzekere omstandigheden is verder des te merkwaardiger omdat de keuze voor de F-16 indertijd een gezamenlijk project van Nederland, Belgie, Noorwegen en Denemarken was. Waarom niet opnieuw in Europees verband een keus gemaakt? Dan had men sterker tegenover de Verenigde Staten gestaan.

Doorslaggevend zijn echter minuscule industriepolitieke belangen geweest, waarvan minister Jorritsma (Economische Zaken) zich, met de andere VVD-bewindslieden, de kampioen heeft gemaakt. Dit ondanks het ook door haar gevraagde advies van het Centraal Planbureau dat uiterst negatief uitpakte. De VVD, die overal elders 'de markt zijn werk wil laten doen', koos nu voor de subsidiering van een Amerikaanse bedrijf met 800 miljoen euro Nederlands belastinggeld, waarvan het uiterst twijfelachtig is of dit ooit in de schatkist terug zal vloeien.

De 25 duizend banen die hier volgens VVD-fractievoorzitter Dijkstal mee gemoeid zijn, getuigen van diens gebrekkige rekenkunde: hij verwarde manuren met banen. Technologieoverdracht zal, geleerd de ervaring, van Nederland naar Amerika gaan. Een demonstratie van VVD-hypocrisie en een bizarre vorm van ontwikkelingshulp.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
23-02-2002

« Terug naar het overzicht