SUPERIEURE BESCHAVING; AMERIKA ALLEEN

 ;

Balans van '9/11' is negatief. is het begrip 'het Westen' nog wel op zijn plaats, vraagt Bart Tromp zich af


Vorig jaar arriveerde ik op 11 september in Londen voor een congres, nadat ik mijn politieke commentaar de avond daarvoor had opgesteld en naar de krant had verzonden. Zodoende heb ik die week niets gepubliceerd, want mijn commentaar van 10 september was plotseling achterhaald en het was te laat om het te vervangen door een stuk over de vernietiging van de Twin Towers.

Achteraf ben ik daar niet rouwig om. Meewarig neem ik bijna een jaar na dato nog eens kennis van de beschouwingen die onmiddellijk na de 11de september verschenen. De gemeenschappelijke noemer in al die artikelen was dat nu de Derde Wereldoorlog was uitgebroken en dat wij in een geheel nieuw tijdperk waren beland. Een jaar later is niet veel meer over van de apocalyptische beelden die onmiddellijk aan beide zijden van de Atlantische Oceaan werden opgeroepen. Ogenschijnlijk is er niet zoveel in de wereld veranderd. Van een 'Derde Wereldoorlog' is geen sprake.

Maar veranderingen hoeven niet een spectaculaire vorm aan te nemen om toch een ingrijpend karakter te hebben. En ingrijpende veranderingen hebben zich wel degelijk voorgedaan als gevolg van '9/11'.

De voornaamste betreft de verhouding tussen de Verenigde Staten en Europa. De 11de september leidde tot een verwijdering tussen de beide Atlantische grootheden die de vraag heeft opgeroepen of het begrip 'het Westen' nog wel op zijn plaats is ter aanduiding van hun gemeenschappelijkheid. In september 2001 was die vraag onvoorstelbaar. Nooit was de solidariteit tussen Europa en Amerika zo groot. Le Monde, altijd kritisch ten opzichte van de Verenigde Staten, verklaarde in een hoofdartikel: 'Wij zijn allen Amerikanen'. De NAVO activeerde voor het eerst in haar bestaan artikel 5 van het NAVO-verdrag, volgens hetwelk een aanval op een lidstaat als een aanval op alle andere wordt beschouwd.

Dat was een groot gebaar, maar ook een onberaden stellingname. Zo'n aanval kan volgens het NAVO-verdrag alleen maar het werk van een vijandige staat zijn. De proclamatie van een 'oorlog tegen het terrorisme' onttrok aan het gezicht dat het hier niet om een oorlog tegen een staat ging, maar om misdaden van een terroristische organisatie. Het beroep op artikel 5 werd dan ook gevolgd door een anticlimax. In 'de oorlog tegen het terrorisme' speelt de NAVO vrijwel geen rol. De Verenigde Staten voeren die op eigen houtje en maken op bilaterale basis gebruik van militaire steun van NAVO-bondgenoten. Een jaar na '9/11' is het bondgenootschap politiek op sterven na dood.

Aanvankelijk leek de Amerikaanse regering de 11de september aan te grijpen om wereldwijde samenwerking te organiseren tegen de aanstichters van de terreuraanslag, en daarmee terug te keren op het steeds meer unilateralistische pad dat president George W. Bush na zijn vreemde benoeming was ingeslagen. Maar onmiskenbaar is het afgelopen jaar aan het licht getreden dat zijn regering de 11de september heeft gebruikt om juist nog sterker een unilaterale agenda te volgen, die eigenlijk niet veel te maken heeft met jacht op het Al-Qa'ida-netwerk.

De metafoor van 'de oorlog tegen het terrorisme' kon even realiteit worden doordat de basis van dit netwerk van Al-Qa'ida zich in Afghanistan bevond. De eerste slag, de aanval op het Taliban-regime dat Al- Qa'ida onderdak bood, werd al snel gewonnen. Maar veel verder is de strijd tegen het terrorisme niet gekomen. De hoofdverdachte, Osama bin Laden, is niet gearresteerd, noch iemand anders uit de top van zijn organisatie. De echte oorlog is voorbij. Het ontmantelen van het terroristisch netwerk is geen kwestie van oorlogvoering, maar van nauwgezet politioneel speurwerk naar de financiele stromen en de organisatorische infrastructuur van Al-Qa'ida. In dit opzicht is nauwelijks vooruitgang geboekt. In de Verenigde Staten worden honderden mensen vastgehouden in verband met de aanslagen van 11 september, en in verreweg de meeste gevallen heeft dat nog niet tot een aanklacht of proces geleid.

Dit markeert een ander ingrijpend gevolg van de aanslag. De angst voor nieuwe terreur is aan beide zijden van de Atlantische Oceaan bezworen met allerlei maatregelen ter inperking van de burgerlijke vrijheden en van de beginselen van de rechtsstaat. Het is misleidend deze ontwikkeling voor te stellen als een logisch gevolg van meer nadruk op law and order. Er is integendeel sprake van een tendens waarbij regeringen het eigen rechtsstelsel negeren of proberen te ontlopen. President Bush opende de mogelijkheid geheime militaire tribunalen in te stellen waarvoor verdachte terroristen kunnen terechtstaan zonder van de normale rechten op verdediging gebruik te kunnen maken. Gevangen genomen Al-Qa'ida- en Taliban-strijders worden niet als krijgsgevangenen behandeld, maar ook niet als gewone verdachten. Zij worden vastgehouden op de Amerikaanse basis Guantanamo Bay (Cuba), zodat ze buiten de jurisdictie van de Amerikaanse wet vallen. Sommigen zijn naar bevriende bondgenoten (Egypte) overgebracht, om ze daar door marteling tot het verschaffen van informatie te kunnen dwingen.

De aantasting van de vrijheid, die zich minder spectaculair ook in West-Europa voordoet onder het mom van terrorismebestrijding, is des te meer bevreemdend omdat op geen enkele wijze is aangetoond dat dit een noodzakelijke prijs is om een herhaling van aanslagen als die op de Twin Towers uit te sluiten.

De Amerikaanse regering heeft na de overwinning in Afghanistan voor een vlucht voorwaarts gekozen, door een 'as van het kwaad' uit te vinden, die Irak, Iran en Noord-Korea zou verbinden in het terrorisme. Maar met de daders van de aanslagen van '9/11' hebben deze staten, hoe onaangenaam hun regimes ook mogen zijn, niets te maken. Voor het plan om deze regimes uit te schakelen, wist Bush geen steun van de bondgenoten te verwerven. Het is slechts een element in een veelheid. Een ander is de grove wijze waarop Amerika het Internationaal Strafhof poogt te torpederen.

Het moge duidelijk zijn dat deze Amerikaanse regering de 11de september gebruikt om een politiek programma door te zetten dat breekt met de grote lijn van de Amerikaanse politiek, zoals die al voor het eind van de Tweede Wereldoorlog werd ingeslagen door de presidenten Franklin Roosevelt en Harry Truman. Sindsdien is die lijn door beide partijen en presidenten van beiderlei politieke kleur gedragen en voortgezet. De politiek van Amerikaanse hegemonie op basis van internationale samenwerkingsverbanden gaat terug op president Woodrow Wilson, de schepper van de Volkenbond. Tegenover diens internationalisme stond een andere politiek, die de misleidende naam 'isolationisme' kreeg. Isolationisme hield namelijk niet in dat de Verenigde Staten zich isoleerden van de rest van de wereld: de kern ervan was dat zij zich niet door anderen gehinderd wilden weten in hun machtspolitiek. Dat is precies wat de regering in Washington in het afgelopen jaar met groeiende stemverheffing is gaan betogen.

President George W. Bush heeft zich zo in de voetsporen geplaatst van de isolationistische leiders Henry Cabot Lodge sr. en Robert Taft jr. Senator Cabot Lodge wist na de Eerste Wereldoorlog te bewerkstelligen dat de Senaat weigerde akkoord te gaan met het Amerikaanse lidmaatschap van de Volkenbond. Senator Taft ijverde er na de Tweede Wereldoorlog tot aan zijn dood in 1953 voor om de Verenigde Staten los te maken uit de Verenigde Naties en de NAVO en Amerika te verlossen van andere internationale verbintenissen, opdat het zelfstandig militair zou kunnen optreden tegen het communisme.

De naoorlogse relatie tussen de Verenigde Staten en de landen van West-Europa is nooit vrij geweest van soms hoogoplopende spanningen, zowel politiek als economisch. De huidige verwijdering is echter van een ander kaliber, juist omdat er een fundamentele wijziging van de Amerikaanse geostrategische politiek aan ten grondslag ligt. Zonder '9/11' hadden Bush, Cheney en Rumsfeld daarvoor nooit de politieke ruimte gekregen.

De aanslagen van 11 september hebben ook in Europa doorgewerkt, allereerst in een snel toegenomen wantrouwen tegen de islam in het algemeen en de islamitische immigranten in het bijzonder. De onaangename manifestatie daarvan was een golf van agressie tegen moskeeen, asielzoekerscentra, islamitische instellingen en individuele moslims. De politieke vertaling hiervan is een onmiskenbare ruk naar rechts geweest. In alle verkiezingen die na de 11de september in Europese staten werden gehouden, tekende die zich af: Denemarken, Italie, Portugal, Frankrijk en Nederland. Sociaal-democratische partijen vormden de voornaamste verliezers, maar de winnaars waren vaak niet de traditionele rechtse of centrumpartijen, maar nieuw-rechtse, populistische bewegingen, zoals hier de Lijst Pim Fortuyn. Zulke partijen zijn niet ontstaan als gevolg van 11 september. Maar 11 september was wel een katalysator bij het mobiliseren van kiezers voor een programma dat enerzijds 'de gevestigde partijen' aanviel uit naam van 'het volk' en anderzijds inspeelde op onzekerheid, ontevredenheid en ressentiment onder grote delen van de bevolking.

De grootscheepse immigratie van moslims in West-Europa was hierbij een voor de hand liggend aangrijpingspunt, omdat deze het meest tastbare bewijs vormde van de abstracte processen van mondialisering die ten grondslag liggen aan het ongenoegen waarvan de nieuw-rechtse partijen het moeten hebben. Het is immers een ongenoegen dat voortvloeit uit het gevoel dat men wordt geconfronteerd met ontwikkelingen waarop geen greep meer valt te krijgen via de vertrouwde instrumenten van de nationale staat.

Het paradoxale van deze ontwikkeling is dat de opkomst van nieuw-rechts door precies dezelfde factoren is bepaald die het islamitisch fundamentalisme tot bloei brachten. Ook dat is een reactie op mondiale processen die van buiten komen en vertrouwde levensvormen hebben uitgehold. Mondialisering staat hier gelijk aan verwestering, waarna de oplossing wordt gezocht in een terugkeer naar de oorspronkelijke, 'zuivere' islam, die zich weer wel laat gebruiken als een programma van terreur tegen ongelovigen.

Aantasting van de rechtsstaat, een misschien wel niet meer te overbruggen kloof tussen de Verenigde Staten en Europa, en de opkomst van nieuw-rechtse bewegingen - dat is na een jaar de politieke balans van 11 september in het Westen.

Auteur
b
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
07-09-2002

« Terug naar het overzicht