Te trouwe bondgenoot
SINDS HET AANTREDEN van George W. Bush, de eerste niet-gekozen president van de Verenigde Staten, vinden critici dat Amerika steeds meer een 'unilateralistisch' beleid voert. Niet alleen critici trouwens. Verdedigers van deze nieuwe politiek van Bush junior, zoals Robert Kagan in zijn invloedrijke artikel in Policy Review, het blad van het Hoover Institute, over de kloof tussen Amerika en Europa, betogen dat de VS er alleen voor staat in de jungle van de internationale politiek en daar als machtigste staat ter wereld dan ook zijn eentje moet optreden.
Dit is echter niet alleen een misverstand, het is ook een misvatting. De zogenaamde unilateralistische opstelling van de VS wordt op tal van punten gedeeld door andere staten. De feitelijke afwijzing door Washington van het verdrag tegen biologische wapens werd onder andere gesteund door China, Rusland, India, Pakistan, Cuba en Iran. Naast de VS heeft ook Somalie nog altijd niet het verdrag over de rechten van het kind uit 1989 geratificeerd. En in de afwijzing van het Internationaal Strafhof weten de Verenigde Staten zich een met Iran, Irak, Pakistan, Indonesie, Egypte en Israel.
Bij de onderhandelingen over het statuut van dit Internationaal Strafhof hebben de VS voortdurend dwarsgelegen. Over elk punt en elke komma voerden zij strijd. De nachtmerrie van Washington was dat Amerikaanse soldaten voor niet duidelijk omschreven oorlogsmisdaden ter verantwoording zouden worden geroepen voor een tribunaal dat niet zonder meer pro-Amerikaans was.
Die angst was van den beginne ongegrond. Het Internationaal Strafhof krijgt alleen jurisdictie over oorlogsmisdaden die in het land van de verdachte niet worden berecht. Omdat iedereen de deelname van de VS van cruciaal belang achtte, liepen de onderhandelingen uit op steeds verdergaande concessies aan de Amerikaanse eisen - sommige rechtsgeleerden (en niet de minste) vroegen zich zelfs af of de bevoegdheden van het Internationaal Strafhof niet zozeer werden beperkt, dat het tot ineffectiviteit was gedoemd.
Na al deze tegemoetkomingen aan de Amerikaanse koudwatervrees, gingen de VS echter alsnog niet akkoord met het verdrag, waaronder president Clinton zijn handtekening al had gezet. De huidige Amerikaanse president wil het niet ter goedkeuring aan het Congres voorleggen. Hij dreigt zelfs met het terugtrekken van de handtekening. Dat zou in de internationale politiek een stap zonder precedent zijn. Het is een ding als staten een gesloten verdrag niet ratificeren - en zo in feite ratificatie, goedkeuring door de volksvertegenwoordiging, op de lange baan schuiven. Het is iets anders als staatshoofd of regering een ondertekening ongedaan maken. Dat is bij mijn weten dan ook nooit eerder gebeurd. Het betekent een ernstige schending van het Verdrag van Wenen, dat gaat over verdragen tussen staten.
De angst van de Amerikaanse regering heeft verschillende achtergronden. Zij is allereerst terug te voeren op arrogantie van de macht, volgens welke een Amerikaans staatsburger nooit onderworpen mag worden aan de wetten van een ander land, laat staan aan internationale rechtsregels. Het is daarnaast de angst voor politieke rechtspraak. Deze angst komt mede voort uit een projectie van het Amerikaanse rechtssysteem op de rest van de wereld. De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht is in de VS immers beperkt, zeker in verhouding tot bijvoorbeeld Nederland. De benoeming van rechters is een politieke zaak, wat op uiterst pijnlijk wijze werd gedemonstreerd toen het Hooggerechtshof op politieke gronden, en verdeeld langs partijpolitieke achtergrond, vorig jaar George Bush jr. als winnaar van de presidentsverkiezingen aanwees.
De kwestie van het Internationaal Strafhof, dat zijn zetel in Den Haag krijgt, is voor ons land door Washington van het niveau van het belachelijke naar dat van het beschamende geholpen. De afwijzing van het Internationaal Strafhof heeft eerst geleid tot aanvaarding door de Amerikaanse volksvertegenwoordiging van de The Hague Invasion Act. Volgens deze wet mogen de VS ons land militair overweldigen om eventuele Amerikaanse oorlogsmisdadigers te bevrijden. Dit is een volstrekt symbolische wet, in de zin dat zo'n situatie zich nooit zal voordoen. Maar deze Amerikaanse wet is wel volstrekt in strijd met het volkenrecht en het Handvest van de Verenigde Naties.
De wet is ook een grove belediging van Nederland, nota bene de eerste staat die de onafhankelijkheid van de VS erkende. Ik vind het onbegrijpelijk dat de regering deze belediging kennelijk ongemerkt laat passeren. Ik vind het ook onbegrijpelijk dat de Europese Unie, met haar verdragsmatig vastgelegde pretenties over een gemeenschappelijke buitenlands- en veiligheidsbeleid, hierover zwijgt. Maar toen de plannen voor dat beleid werden gesmeed, kon niemand vermoeden dat dit een gemeenschappelijke opstelling zou kunnen inhouden tegenover het unilateralisme, avonturisme en de arrogantie van de grote bondgenoot VS.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 15-08-2002