Tecumseh: een rode Napoleon
IN ALLE ERNST schrijven over de geschiedenis van de Noordamerikaanse indianen is een zware opgave. Want schrijver en lezer moeten de historische werkelijkheid vrijkrabben van een dikke laag sediment. Enerzijds is er de neerslag van jeugdlectuur waarin indianen als geromantiseerde helden of als wrede barbaren optreden. Anderzijds (en de indianenverhalen liggen daarvan in het verlengde) is dat sediment geproduceerd door een filosofische traditie in Europa waarin de oorspronkelijke Amerikanen, al bij Montaigne en Hobbes, optreden als het alternatief van een bedorven beschaving: de mythe van de edele wilde.
Schrijven over die indianen wordt nog extra bemoeilijkt als het gaat om de biografie van een van hen, die meer dan wie ook een werkelijk bestaande ’edele wilde’ is geweest: Tecumseh (1768-1813). Tijdens zijn leven was zijn naam in de grensstaten van de Verenigde Staten schrikaanjagend, en uitdrukking voor al het barbaarse dat ’de wilden’ voor hun rekening werden geacht te nemen. Maar al snel na zijn dood moet Tecumseh in de historische mythevorming van de Verenigde Staten te boek zijn komen te staan als de grootste en nobelste van de verslagen vijanden.
Dat valt op te maken uit de levendige historische aandacht die zijn leven vrijwel onmiddellijk na zijn dood kreeg, en die zich onder andere heeft geuit in een groot aantal gedenkschriften en biografieën. Het respect voor de gevallen tegenstander komt ook tot uiting in een kleinigheid als de tweede voornaam van de meest geduchte van de noordelijke generaals in de Amerikaanse Burgeroorlog: William Tecumseh Sherman. Sherman werd acht jaar na de dood van Tecumseh geboren - toen was het blijkbaar al mogelijk een kind te noemen naar wie kort tevoren de boeman van de natie was geweest.
Nu moet men zich van dat respect voor de dode Tecumseh ook weer niet te veel voorstellen. Het is een respect dat immers ook op de overwinnaar afstraalt, die het zich als verdienste kan aanrekenen zo’n voortreffelijke en gevaarlijke tegenstander uitgeschakeld te hebben.
Tot het sediment dat de historische Tecumseh bedekt, behoort ook specifieke jeugdlectuur. Er bestaat ten minste één - van oorsprong Duitse, maar indertijd ook en voortreffelijk in het Nederlands vertaalde - reeks boeken over Tecumseh, van de hand van Fritz Steuben, te beginnen met Snelvoet en Pijlkind en eindigend met Tecumseh’s dood. Voor mij betekenden ze de vroege kennismaking met deze opmerkelijke man, en na lezing van de biografie van Allan Eckert, stel ik vast dat Steuben weliswaar graag gebruik heeft gemaakt van de talloze geromantiseerde of verzonnen voorvallen uit Tecumseh’s leven, maar dat het beeld uit die boeken van toen in essentie intact blijft. Het is alsof je een biografie leest over een opperhoofd van de Apachen dat werkelijk heeft bestaan, inderdaad Winnetou heette, en waarin de vele versieringen en overdrijvingen waaraan Karl May zich in zijn romans schuldig maakte, stuk voor stuk worden gecorrigeerd.
Het is verleidelijk Tecumseh te typeren als ’de rode Napoleon’, want zijn leven loopt vrijwel synchroon met dat van de Corsicaan. Napoleon werd geboren in 1769, Tecumseh een jaar eerder. Napoleon leed zijn grote nederlaag in 1812, in Rusland, al zou het tot 1815 duren voor hij na Waterloo definitief van het politieke toneel verdween. In 1813 sneuvelde Tecumseh, en dat betekent niet alleen zijn fysieke einde, maar ook het einde van het grootse project waaraan hij de laatste vijftien jaar van zijn leven bewust werkte: de schepping van een indiaanse federatie, die in staat was zich als zelfstandige staat te handhaven tegenover de Verenigde Staten van Amerika en het Britse Rijk.
Daarbij houden de overeenkomsten niet op. Tecumseh was niet alleen een dapper krijger, maar ook een groot strateeg. Isaac Brock, in de oorlog van 1812 Brits opperbevelhebber in Canada, noemde hem ’de Wellington van de indianen’. Maar noodgedwongen moest Tecumseh zijn vernuft op dit terrein op veel kleinere schaal ten toon spreiden dan zijn Europese tegenvoeter. En anders dan Napoleon beschikte Tecumseh nooit over een geordend en aan hem onderhorig politiek en militair apparaat. Zijn gezag was louter en alleen gebaseerd op de vrijwillige erkenning van zijn bijzondere politieke en militaire kwaliteiten, te meer waar hij in de traditionele hiërarchie van de stammen nooit een officiële positie als hoofdman of opperhoofd bezette.
Aan het eind van de Zevenjarige Oorlog, in 1763, had de Britse Kroon verordonneerd dat de waterscheiding van het Alleghany-gebergte de grens zou vormen tussen de Britse koloniën en het territorium van de indianen. Daarmee was de status van dit laatste gebied allerminst bepaald. Geen blanke had het Noordamerikaanse continent nog van oost naar west doorkruist. Aan de westkust bevonden zich Spaanse missieposten, en Spanje eiste over een groot deel van het continent de soevereiniteit op; Frankrijk over een ander deel, dat het in 1804 als Louisiana aan de VS zou verkopen - beide zonder deze te kunnen uitoefenen, behalve in verspreide handelsposten en forten. Anders lag het voor de kolonisten van de latere VS: die waren allereerst in grond geëteresseerd. De oorspronkelijke bewoners waren daarbij een sta-in-de-weg. In anderhalve eeuw zijn zij systematisch verdreven en vernietigd.
Tecumseh was een Shawnee, zoon van een vooraanstaand krijger en oorlogsleider. De Shawnees waren toen al uit Kentucky verdreven en bewoonden in die tijd een gebied dat nu in Ohio en Indiana ligt. Dat maakte dat zij nog steeds het eerst te maken kregen met de opdringende blanken in het enorme territorium tussen de Ohio en de Mississippi. Voor indianen was dit een hobbesiaanse wereld, waarin van een veilig bestaan geen sprake was, en het leven van de ene dag op de andere ’brutish, nasty and short’ (Hobbes) kon worden, als het vredige bestaan van een familie, dorp of stam door een of andere moorddadige blanke expeditie werd verstoord, ook als formeel geen sprake was van een toestand van oorlog.
In deze wereld groeide Tecumseh op en ontwikkelde hij zich tot een superieur jager en atleet, die al op twaalfjarige leeftijd de status van krijger verwierf, maar ook vloeiend Engels had leren spreken.
Na de Amerikaanse onafhankelijkheid werd duidelijk dat het indiaanse gebied voor de Britten en de Amerikanen een geheel verschillende waarde had. In termen van Wallerstein’s theorie van het kapitalistische wereldsysteem zou men kunnen zeggen dat de Britten het voordelig vonden dit gebied in de periferie van het wereldsysteem te laten. De Amerikanen waren er daarentegen op uit het te integreren met de kernzone van het kapitalisme, waarvan de VS toen al deel uitmaakte. Het gevolg was een geleidelijk binnendringen van kolonisten in de indiaanse gebieden, waarbij eerdere overeenkomsten met de indianen werden verbroken of niet nageleefd. Traden indianen daar in arren moede gewapenderhand tegen op, dan werd dat door de VS opgevat als een argument om militair in te grijpen.
Als krijger was Tecumseh betrokken bij alle pogingen van indianen om het oprukken van de Amerikanen tot staan te brengen. Hij maakte naam vanwege zijn moedige daden en zijn tactisch vernuft. Hij was een fameus boogschutter die ooit op één ochtend twaalf bizons schoot en dat wapenfeit twaalf jaar later precies zo herhaalde. Hij stond erom bekend dat hij weerloze tegenstanders altijd spaarde, en nooit gevangenen martelde, zoals bij de meeste stammen gebruik was. Vermomd als blanke verkende hij het leger van generaal St. Clair, dat later verslagen werd (1791) - de grootste Amerikaanse nederlaag uit de grensoorlogen. Bijna negenhonderd tegenstanders bleven op het slagveld, terwijl de indianen slechts negen gewonden telden. De wraak van de Verenigde Staten volgde echter onvermijdelijk, en generaal ’Mad Anthony’ Wayne kreeg opdracht de tot 750 man geslonken federale krijgsmacht uit te breiden. In de Slag van Fallen Timbers (1794) nam hij revanche.
In 1795 tekenden 91 hoofden van allerlei status en stammen het Verdrag van Greenville, waarbij het grootste deel van het huidige Ohio aan de VS werd afgestaan, in ruil voor vrede, en het ’eeuwige’ bezit van de rest van het Noordwestelijk Territorium. Hoewel Tecumseh geen officiële positie bekleedde, was zijn prestige onder de stammen al zo groot dat zijn afwezigheid bij de ceremonie opviel.
Rond deze tijd was hij tot bepaalde inzichten gekomen, die hij niet meer zou opgeven. Vrede met de blanken, met name de Amerikanen, was onmogelijk: zij verbraken elk verdrag wanneer het hun uitkwam. Zij konden dat doen, omdat zij de regels stelden en de macht hadden. En die macht bezaten zij voor een groot deel doordat de stammen zich tegen elkaar lieten uitspelen, doordat willekeurige hoofdmannen, niet zelden eerst dronken gevoerd, met een pennestreek grote gebieden weggaven, gebieden waarover ze niets te zeggen hadden, noch volgens de juridische opvattingen van de blanken, en al helemaal niet volgens de indiaanse code, waarin eigenlijk geen plaats was voor individueel en verhandelbaar grondbezit.
Alleen wanneer de stammen zich verenigden, of liever nog, wanneer de gemeenschappelijke indiaanse identiteit werd erkend, zou een basis ontstaan voor een indiaanse staat die de blanken kon weerstaan.
Tecumseh droeg deze denkbeelden voortaan met grote welsprekendheid uit en hij bereisde het hele Noordamerikaanse continent om bij andere stammen gehoor te vinden. Hij werd terzijde gestaan door zijn broer, Tenskwatawa, die zich als sjamaan, medicijnman, had ontpopt en een soort indiaans fundamentalisme preekte, waarbij men zich in kleding en gedrag verre moest houden van alles wat blank was. In de literatuur wordt Tenskwatawa wel beschreven als model van een charismatisch leider, in de betekenis die de socioloog Max Weber aan die term gaf. Maar voor zover hij dat al was, was de werkelijke charismaticus Tecumseh, die door een Amerikaans waarnemer werd omschreven als ’een indiaanse Mozes’. Weber beschrijft charisma als revolutionair en buitengewoon, omdat degene die het belichaamt de gevestigde orde doorbreekt. Nu, dat deed Tecumseh zeker, door noch de traditionele hiërarchie van de stammen te erkennen, noch hun bestaan als eerste basis van individuele loyaliteit.
Hij vestigde een hoofdkwartier in Tippecanoe, aan de Wabash, waar zich aanhangers uit alle mogelijke stammen verzamelden, en zijn succes in het mobiliseren van de indianen was aanzienlijk.
Zijn grote tegenstander, de gouverneur van het Noordwestelijk Territorium, William Henry Harrison, schreef na een ontmoeting met hem: ’De impliciete gehoorzaamheid en het respect dat zijn volgelingen Tecumseh betonen, zijn indrukwekkend. Ware het niet dat de VS zo dichtbij lagen, dan zou hij wellicht de schepper zijn van een wereldrijk dat in roem zou wedijveren met Mexico of Peru. Door moeilijkheden laat hij zich niet weerhouden. Al vier jaar is hij voortdurend onderweg. Je ziet hem vandaag bij de Wabash-rivier, en kort daarna hoor je van hem aan de stranden van het Eriemeer of Lake Michigan, of aan de oevers van de Mississippi.’
Tenskwatawa bleek de achilleshiel van Tecumseh. Terwijl de laatste opnieuw een verre expeditie ondernam, provoceerde Harrison Tenskwatawa, tot deze, alle waarschuwingen van Tecumseh ten spijt, de troepen van Harrison aanviel, die tot Tippecanoe waren genaderd. De Slag bij Tippecanoe (16 december 1811) werd een nederlaag voor de indianen, ook al waren de verliezen van Harrison (188 man) aanzienlijk groter dan die van indianen (38 man). Maar Tenskwatawa was een valse profeet gebleken, en de geloofwaardigheid van Tecumseh’s project werd zwaar op de proef gesteld.
In de kort daarna uitgebroken oorlog tussen Groot-Brittannië en de VS zag Tecumseh zich gedwongen een bondgenootschap met de Britten aan te gaan. Aanvankelijk boekten de Britten en indianen grote successen, waarbij het aandeel van Tecumseh toonaangevend was. Detroit en Chicago vielen. Maar na de Amerikaanse overwinning bij het Eriemeer werd de Brits-indiaanse positie onhoudbaar. Brock, die grote waardering had voor Tecumseh, sneuvelde, en onder diens onbekwame opvolger werd de terugtocht begonnen. Tecumseh wist al dat zijn droom vervlogen was toen hij bij een schermutseling aan de bovenloop van de (Canadese) Theems doodgeschoten werd.
Dit is, zo moet men aannemen, de definitieve biografie van Tecumseh. Het is niet waarschijnlijk dat er nog nieuwe informatie over hem zal worden gevonden, nu de auteur, Allan W. Eckert, die een imposant oeuvre over de geschiedenis van het Westen op zijn naam heeft staan, werkelijk alle archieven, boeken en documenten die relevant zijn, moet hebben onderzocht. Alleen al over de dood van Tecumseh heeft hij 45 versies van ooggetuigen of zij die pretendeerden dat te zijn geweest, opgespoord en met elkaar vergeleken.
DE AANPAK die hij heeft gekozen, is eigenaardig en controversieel. Hij noemt zijn boek een ’narratieve biografie’ en heeft zich vrijheden veroorlooft die in een historisch werk niet gepast zijn, zoals het gebruik van dialoog en het weergeven van de gedachten van de hoofdpersoon. Kortom, hij kiest de stijl van een traditionele realistische roman. Dat is even wennen, ondanks de dubbele verdediging van de auteur dat hij zo de spanning erin houdt en zich slechts naar de vorm, niet naar de inhoud, vrijheden veroorlooft.
Allengs weet hij echter te overtuigen door de precieze annotatie van zijn bronnen, en ook door de vele verhelderende toelichtingen in voetnoten, die te zamen alleen al zo’n tweehonderd bladzijden beslaan, en allesbehalve saai zijn om te lezen. Je komt eruit te weten waar de slagvelden en nederzettingen van toen in de huidige geografie van de Verenigde Staten te vinden zijn (’de hut van Tecumseh bevond zich bijna precies op de plaats waar nu een kleine weg, genaamd 2R East Road State, Route 225 kruist’), wat de juiste uitspraak van op het oog onuitsprekelijke indiaanse namen is, maar ook hoe je, na enige oefening, in enkele uren van boombast en twijn een kano kunt bouwen.
A Sorrow in Our Hearts is daardoor geen sentimentele, romantische evocatie geworden van een vergeten held, maar een realistisch monument voor de onbetwist grootste van de indiaanse helden.
Allan W. Eckert: A Sorrow in Our Hearts - The Life of Tecumseh.
Bantam Books, import Van Ditmar; Fl. 21,35 (pocket).
ISBN 0 553 56174 X.
BART TROMP in: de Volkskrant van 23-07-1994
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- De Volkskrant
- Datum verschijning
- 13-07-1994