Tegen het gelijkheidsdenken!

Tegen het gelijkheidsdenken!

Het gelijkheidsdenken is de favoriete schietschijf in het hedendaagse politieke klimaat. Iedereen spreekt zich ertegen uit, van Roel in ’t Veld (‘ achterhaald beginsel’) en Wouter Bos (‘ niet meer van deze tijd’) tot de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Annette Nijs.Waar al deze bonzen zich tegen keren is overigens allerminst duidelijk, want duidelijk argumenteren waar ze het eigenlijk over hebben, is er niet bij. Bedoelen ze dat mensen niet gelijk zijn in politiek opzicht? Dat ze niet gelijk zijn voor de wet? Dat niet iedereen recht heeft op dezelfde ontwikkelingsmogelijkheden? De aanval van Nijs op ‘ het gelijkheidsdenken’ heeft de vorm aangenomen van een voorstel andere vormen van selectie in te voeren bij de toegang tot het hoger onderwijs. Sommige opleidingen mogen van haar een lager collegegeld vragen, andere juist een hoger, en in de derde plaats wil zij de mogelijkheid openen toelatingsexamens per studie in te voeren.

Dit laatste is overigens niets nieuws. Het hoger beroepsonderwijs selecteert al heel lang aan de poort, hetzij kwantitatief – er zijn maar zo veel plaatsen open – hetzij kwalitatief – wie niets van muziek weet, of de indruk wekt geen toneel te kunnen spelen, wordt niet tot het conservatorium of de toneelschool toegelaten.

De afgewezenen kunnen altijd aan de universiteit terecht. Daar bestaat de toelatingsdrempel uit het vwo-diploma. Vroeger bestond daarin nog wel differentiatie. Je moest bijvoorbeeld ten minste gymnasium alfa hebben gedaan om voor notaris te mogen studeren – de domste, maar ook winstgevendste universitaire studie. Sinds jaar en dag kun je echter klassieke talen studeren zonder op de middelbare school Grieks of Latijn te hebben geleerd.

Maar de staatssecretaris wil helemaal niet terug naar zulke selectiecriteria per academische opleiding. Ze wil het volgen van bepaalde opleidingen stimuleren of juist ontmoedigen door studenten ofwel te subsidiëren, ofwel financieel extra te belasten. Dat is een eigenaardige manier om met het gelijkheidsdenken af te rekenen, zeker als je – zoals zij volhoudt – aan ‘ de gelijkheid van kansen’ niet tornt. Van die gelijkheid kan toch niet veel terechtkomen als je voor de ene studie heel veel en voor de andere bijna niets hoeft te betalen, ook al ben je voor beide evenzeer gekwalificeerd.

Het warrige denken van de staatssecretaris, die, in het onbeholpen proza dat ze op haar eigen website bezigt, de tekorten van het huidige academisch onderwijs overtuigend demonstreert, gaat geheel voorbij aan twee fundamentele problemen.

Het eerste is de uitholling over de jaren heen van het bestaande selectiecriterium voor een universitaire opleiding: het eindexamen vwo. Als ervaringsdeskundige constateer ik dat aankomende studenten steeds minder weten en steeds minder kunnen, zowel wiskundig als taalkundig. Frans is al heel lang niet meer een taal waarvan je aan een Nederlandse universiteit teksten kunt laten lezen, maar Duits vrijwel ook niet meer. Daar staat geen betere beheersing van het Engels tegenover en al helemaal niet van het Nederlands (zie de website van Nijs). Eenvoudige rekensommen, zoals het berekenen van het comparatieve kostenvoordeel volgens de fameuze wet van David Ricardo, kunnen bij tentamens nog slechts met behulp van een rekenmachine worden opgelost.

Het universitaire onderwijs moet in mijn ruim dertigjarige belevenis steeds meer goedmaken wat daarvóór niet is geleerd, als gevolg van ‘ het constructief onderwijsbeleid’ dat dertig jaar Kamerbreed is gesteund. De kern van de zaak is daarom dat het vwo-examen niet langer een valide selectiecriterium is voor een academische opleiding.

Het tweede probleem is dat de universiteiten in het huidige stelsel worden gestraft als ze onbekwame studenten wegsturen. Ooit was de propedeuse als toets bedoeld. Als je in het eerste jaar voor alle tentamens slaagde, had je bewezen geschikt te zijn voor een academische opleiding (die toen nog nominaal zes jaar duurde). Anders moest je opstappen. Nu bedraagt de cursusduur drie jaar, maar veel minder dan de helft haalt in het eerste jaar de propedeuse. Weggestuurd worden de gezakten niettemin niet. Want het financieringssysteem van de overheid betaalt universiteiten voor het aantal studenten dat ze een diploma geven. Daarom eisen universiteits- en faculteitsbesturen hoge ‘ rendementen’, opleidingen en docenten die ‘ te veel’studenten laten zakken, worden daarvoor financieel gestraft. ‘ Waarom doen jullie niet net als de medische faculteit en laten jullie niet gewoon altijd zeventig procent van de studenten slagen om aan de rendementseis (zeventig procent) te voldoen?’ luidde de (informele) vraag van de Onderwijsinspectie bij een opleiding die ik niet zal noemen. Door deze twee werkelijke problemen te negeren slaat de modieuze aanval van Anette Nijs op ‘ het gelijkheidsdenken’ in het hoger onderwijs de plank volledig mis.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
08-01-2004

« Terug naar het overzicht