Ten oorlog? Driewerf nee!

Anderhalf jaar geleden begon de niet gekozen president van de Verenigde Staten te verklaren dat het regime van Saddam Hoessein moest verdwijnen, omdat het vanwege de nucleaire, chemische en biologische massavernietigingswapens waarover het beschikte een bedreiging van de Verenigde Staten en een bedreiging van de wereldvrede vormde. De president verwees daarbij steeds naar de onweerlegbare bewijzen waarover zijn regering zou beschikken, maar kwam daarmee nooit voor de dag, evenmin als zijn trouwe bondgenoot Tony Blair, die keer op keer de leden van het Lagerhuis voorhield dat als zij wisten wat hij wist, zij het met hem eens zouden zijn dat er eerder vroeger dan later met de tiran te Bagdad moest worden afgerekend.

            Mede dankzij de invloed van de Britse minister-president draaide Bush jr in september zover bij, dat de VS alsnog de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties inschakelde. Washington had er geen bezwaar tegen had als het zijn zin in dit lichaam kreeg, maar zou zoniet op eigen houtje, buiten de VN om, een oorlog tegen Irak beginnen. De nieuwe VN-wapeninspecties werden al van tevoren aangekondigd als van geen belang.  

            Zij zouden, zo zeiden woordvoerders van het Witte Huis, wel nooit de massavernietigingswapens van Irak kunnen vinden. Ondertussen bleven zij suggereren dat de Verenigde Staten wel over spijkerharde bewijzen van het bestaan van deze wapens beschikten. Die zouden op een passend moment aan de verbaasde wereld worden getoond. Dat gebeurde maar niet, ook niet bij de meest geschikte – en, als het om een oorlog gaat,  eigenlijk ook allerlaatste  gelegenheid waarbij dat kon: de State of the Union waarmee de Amerikaanse president in januari zijn voornemens voor het komend jaar aan het Congres (en de Amerikaanse bevolking) uiteenzet.

            Het grote moment kwam pas vorige week, toen minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell de Veiligheidsraad uiteenzette wat de Amerikaanse bevindingen waren. Wat hij betrekkelijk overtuigend betoogde, was dat Irak ook nu nog van alles in het werk stelde om het  de VN-inspecteurs moeilijk te maken. Maar van enig bewijs voor de dreiging van Iraakse vernietigingswapens was geen sprake. De casus belli is daarom nu voor de Verenigde Staten dat Irak zich niet voldoende houdt aan resolutie 1441 van de Veiligheidsraad. Niet dat zijn mogelijke massavernietigingswapens hij een bedreiging voor de VS vormen.

            De Amerikaanse president wil daarom dat de Veiligheidsraad een resolutie aanneemt die een aanval op Irak mogelijk maakt. De aanstalten voor de oorlog gaan in hoog tempo door en hebben al tot een crisis in de NAVO geleid, want niet alle leden gedragen zich zo slaafs tegenover de VS als de huidige, demissionaire en in staat van ontslag verkerende Nederlandse regering.

            Alles wijst erop dat Washington hoe dan ook de oorlog wil. Drie vragen: is zo’n oorlog volkenrechtelijk geoorloofd, moreel gerechtvaardigd en politiek verstandig? Mijn antwoord is een driewerf ‘neen’. Wanneer de Veiligheidsraad met de noodzakelijke absolute meerderheid van negen stemmen toestemming voor zo’n oorlog zou verlenen, zou dat formeel de oorlog volkenrechtelijk mogelijk maken. Maar dat gebeurt dan wel ten koste van een materiële schending van volkenrechtelijke principes. Het Handvest van de VN staat een oorlog alleen toe als een lidstaat een andere lidstaat heeft aangevallen (zoals Irak deed met Koeweit) of in geval van een bedreiging van de wereldvrede. Van beide is hier geen sprake: de Veiligheidsraad zou misbruik van zijn positie maken.

            Moreel gezien is een oorlog een disproportioneel middel om Iraakse schendingen van resolutie 1441 te bestraffen. Juist de dreiging met oorlog is een veel beter instrument om inspecties en de verdere ontmanteling van de arsenalen van Irak kracht bij te zetten. Oorlog brengt ook het gevaar mee dat vele tienduizenden Iraakse burgers er het slachtoffer van zullen worden.

            Politiek verstandig is de oorlog al helemaal niet. Zelfs in het meest optimistische scenario, dat verziet in een snelle nederlaag van Irak met weinig slachtoffers, zijn de politieke gevolgen onvoorspelbaar en onoverzienbaar. Dat geldt voor wat er in Irak zelf zal gebeuren, want er is geen sprake van dat de problemen van dit land en zijn buren verdwijnen als Saddam Hoessein er niet meer is. Een langdurige militaire bezetting door Amerikaanse troepen zal meer weerstand en verzet in het Midden-Oosten oproepen dan dat deze tot pacificatie zal leiden. Verloopt de oorlog niet volgens het optimistische scenario, dan moet gerekend worden op een humanitaire ramp in Irak zelf en een ernstige verstoring van een wereldeconomie die toch al niet floreert. Want de macht van de Verenigde Staten gaat niet zover dat het zelf de kosten van de oorlog kan dragen: die zullen ook op ons worden afgewenteld.

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
13-02-2003

« Terug naar het overzicht