TERRORISTISCHE DREIGING

Internationaal terrorisme geldt sinds de ondergang van de Sovjet-Unie als de voornaamste bedreiging van westerse staten, zeker sinds de aanslagen van 11 september 2001 in Amerika. Enige relativering is echter op haar plaats. Het internationale terrorisme waarover wij ons nu druk maken, is uitsluitend dat van islamitisch gedreven groepen. In de jaren zeventig en tachtig behelsde het probleem van het terrorisme een breed spectrum van extremistische bewegingen die op basis van nationalistische, radicaal-linkse of radicaal-rechtse uitgangspunten bestaande staten probeerden te ontwrichten.

Toentertijd luidde de algemene waarschuwing dat dit ideologisch terrorisme de grote dreiging vormde waarop men zich had voor te bereiden. Vrijwel niemand staat er heden ten dage bij stil dat deze bedreiging grotendeels verdwenen is. Spanje kent nog de pathologische ETA-terreur in Baskenland, maar al die andere terroristische bewegingen, van RAF (Baader-Meinhofgroep) tot de Brigate Rosse, zijn verdwenen. Zelfs de IRA, die Groot-Brittannie dertig jaar lang teisterde (mede dankzij de steun van Ierse Amerikanen en Amerikaanse presidenten die voor dit terrorisme hun ogen sloten), lijkt eindelijk de overstap naar vreedzame politiek te maken. In Amerika zelf blijven inheemse terroristische bewegingen ('militanten' die elke vorm van staatsbemoeienis afwijzen) vreemd genoeg vrijwel buiten schot, mede dankzij de verholen sympathie die deze genieten van rechtse Republikeinen. Toch kwam uit die hoek de dodelijkste aanslag in Amerika voor die van 11 september, namelijk die op een federaal gebouw in Oklahoma (1995).

Niettemin is de kwestie van het 'internationaal terrorisme' heden ten dage feitelijk gereduceerd tot terrorisme dat zich beroept op de islam. Met die internationale dimensie wordt Nederland nu steeds geconfronteerd. Van mondialisering profiteren illegale en criminele groeperingen nu eenmaal veel eerder dan ordentelijke organisaties en bedrijven. Voor deze voorspelbare consequentie van mondialisering hebben de protagonisten ervan nooit veel oog gehad.

Dit islamitisch geinspireerd terrorisme (ik probeer mij zo neutraal mogelijk uit te drukken) is per definitie transnationaal en stelt de instanties die het bestrijden voor grote moeilijkheden. Dat kwam zonneklaar naar voren bij het recente proces in Rotterdam tegen een aantal van terroristische activiteiten verdachten van allochtone afkomst. Juridisch mochten de bevindingen van de inlichtingendienst AIVD niet meetellen en de Nederlandse wetgeving bleek niet ingesteld te zijn op het effectief vervolgen van mensen van wie het op grond van onderzoek van inlichtingendiensten vaststaat dat zij zich voorbereiden op terreurdaden.

Ik vind dat in dit geval de Nederlandse wetgeving moet worden aangepast aan de nieuwe situatie. En ik erger mij aan het leedvermaak waaraan de verdachten en veel van de media zich overgaven toen de meeste aanklachten niet konden worden waargemaakt, omdat het bewijsmateriaal dat de AIVD had verzameld juridisch niet telde.

Bij de bestrijding van terrorisme dienen niettemin enkele punten voorop te staan:

Veel van de voorgenomen maatregelen in dit kader komen erop neer dat de rechten van de burgers worden ingeperkt. Te weinig wordt nagegaan of dit werkelijk tot meer veiligheid leidt. Aan de andere kant gaat te weinig aandacht uit naar praktische maatregelen om terreur te bestrijden. Ver voor 11 september was Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen al geadviseerd om vliegtuigen zo in te richten dat passagiers nooit toegang tot de cockpit konden krijgen. Was dat advies gevolgd, dan was de aanval op de Twin Towers niet mogelijk geweest. Maar de maatschappijen vonden het te duur.

Wat wij nu zien, is dat wereldwijd praktische en effectieve maatregelen om het hedendaagse terrorisme in de kiem te smoren veronachtzaamd worden ten gunste van juridische maatregelen waarbij burgers in hun privacy en bewegingsvrijheid worden beperkt.

In Nederland gebeurt dit onder andere onder enorme Amerikaanse druk, waardoor met voorbijgaan aan de rechten van burgers eenzijdig gegevens over hen aan Amerikaanse instanties worden overgedragen; een proces waaraan Buitenlandse Zaken veel te gemakkelijk meewerkt. (Justitie is gelukkig kritischer.)

Als de effectiviteit van antiterreurmaatregelen een aspect is dat veel meer aandacht verdient, dan is het tweede proportionaliteit bij de bestrijding van terrorisme. Dat wil zeggen: de maatregelen ertegen moeten niet leiden tot de aanwas ervan. Want voor het moderne terrorisme geldt onveranderlijk dat het de 'bestaande orde' wil 'ontmaskeren' door deze te provoceren tot repressie en contraterreur. Dan halen de terroristen hun gelijk: de liberale rechtsstaat is dan ontmaskerd als een facade.

Een Britse generaal vertelde mij ooit dat hij in Noord-Ierland geen wapens wilde hebben waarmee je niet door de voordeur kon. Dat was een aanschouwelijke manier om duidelijk te maken wat proportionaliteit bij terrorismebestrijding inhoudt.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
31-05-2003

« Terug naar het overzicht