Terugblik op Kosovo

IN BOSNIE greep het Westen uiteindelijk in onder Navo-paraplu. Maar het vuile werk tegen de Serviers te land werd verricht door het Kroatische leger en de Bosnische strijdkrachten - afgezien van de Brits-Frans-Nederlandse Rapid Reaction Force bij Sarajevo.

De onverklaarde oorlog over Kosovo daarentegen kwam volledig voor rekening van de Navo. Het offensief tegen de Serviers bleef beperkt tot luchtaanvallen en was uiteindelijk, na 78 dagen, succesvol. Dit bracht de fameuze krijgshistoricus John Keegan ertoe publiekelijk zijn hoed op te eten: voor het eerst was een oorlog uit de lucht beslissend geweest.

Vervolgens trokken legereenheden uit Navo-lidstaten Kosovo binnen, terwijl de Servische troepen zich terugtrokken. Eind goed, al goed; de onverwachte bezetting van het vliegveld van Pristina door tweehonderd Russische soldaten van het Sfor-garnizoen in Bosnie bleef een incident.

Langzamerhand druppelt allerlei informatie binnen over wat er zich heeft afgespeeld achter faCade's die tijdens de onverklaarde oorlog werden opgetrokken.

John Keegan had ongelijk. Niet de luchtoorlog gaf de doorslag, maar de dreiging van een invasie over land die toenam naarmate de luchtaanvallen langer duurden. Oorspronkelijk begroot op een dag of drie, liepen deze steeds verder uit.

In de militaire top van de Navo speelde zich een hooglopend conflict tussen degenen die de Servische strijdkrachten in Kosovo wilden blijven aanvallen en degenen die met strategische bombardementen op doelen in Servie Milosevic en de Servische burgers ervan wilden doordringen dat het ernst was.

De beslissingen over de luchtoorlog werden niet in de Navo-raad genomen, maar in een onderonsje tussen de Verenigde Staten, Groot-Brittannie en Frankrijk, soms met de Duitse en Italiaanse ministers van Buitenlandse Zaken erbij. De andere lidstaten stonden in feite buitenspel.

Terwijl minister Van Aartsen en staatssecretaris Benschop parmantig verklaarden dat, mede dankzij Nederlandse inspanningen, een 'grondoorlog' uitgesloten was, telde men in Washington en London de dagen af tot het moment dat deze onvermijdelijk zou zijn geworden. Dat was, als Milosevic dan nog niet had ingebonden, begin september geweest. Dan zou een strijdmacht van 175.000 man, van wie 50.000 Britten, Kosovo binnen zijn gevallen.

Wat blijkt uit dit alles? Dat in een kwestie van levensbelang - voor de Kosovaren, maar toch vooral voor de geloofwaardigheid van de Navo zelf - de afgesproken mechanismen van politiek-militaire samenwerking en besluitvorming niet of nauwelijks functioneerden. De werkelijke besluiten vielen elders.

De terugblik op de oorlog wordt nog minder florissant als de meest recente berichten over de onverklaarde oorlog kloppen. Deze komen uit de koker van de Flora Lewis, de bedaarde politieke columnist van de International Herald Tribune. Wat Milosevic tot inbinden heeft gebracht, zo meldde zij kort geleden, was noch het luchtoffensief, noch de dreiging met een oorlog te land, al speelden deze op de achtergrond ongetwijfeld een grote rol. Neen, wat hem over de streep haalde, was de geheime afspraak die de Russische onderhandelaar, oud-premier Tsjernomyrdin, met hem maakte. Deze hield in dat Rusland voor een feitelijke deling van Kosovo zorg zou dragen. Het noord-oostelijke deel, voornamelijk bewoond door Serviers en vanwege zijn bodemschatten economisch veruit het belangrijkst, zou in het kader van een vredesregeling door een Russisch garnizoen worden bezet. Daarmee zou dit deel van Kosovo feitelijk in handen van Belgrado blijven en op de lange duur ook wel formeel.

De Russische bezetting van de luchthaven van Pristina op 12 juni was de eerste zet in de uitvoering van dit plan. Zo was een bruggehoofd geschapen voor het aanvoeren van 5.000 tot 7.000 man luchtlandingstroepen die voor een fait accompli op de grond moesten zorgen. Zij stonden op verschillende vliegvelden in Rusland klaar om op te stijgen.

Het probleem van de voorgenomen Russische actie was echter dat de transportvliegtuigen het Klein-Joegoslavische luchtruim alleen maar konden bereiken via het territorium van Hongarije, Roemenie of Bulgarije. Hongarije weigerde toestemming: twee weken voor het begin van de Navo-actie was het officieel tot het bondgenootschap toegetreden. Over Roemenie heeft Flora Lewis niets te vertellen, maar als het al om overvlucht is gevraagd, is dit kennelijk afgewezen.

Het verzoek van Moskou aan de regering in Sofia was in de beste Russische traditie zonder meer intimiderend: het meldde dat het eerste troepenvliegtuig 's ochtends op 12 juni om 6 uur was opgestegen - ver voordat het verzoek werd overhandigd. De Bulgaarse regering weigerde echter toestemming, zolang Rusland geen overeenstemming met de Navo-lidstaten had bereikt over de stationering van Russische troepen als onderdeel van de vredesmacht in Kosovo.

Moskou bleef na de Bulgaarse weigering aandringen, maar durfde het toch niet aan de luchtlandingstroepen naar Pristina te vliegen met het risico dat ze door Bulgaarse jagers tot landen zouden worden gedwongen of zelfs neergeschoten. Zo mislukte het plan.

Als het gebrek aan ordelijke politieke en militaire besluitvorming aan de kant van de Navo-lidstaten zorgelijk stemt, dan belooft het avonturisme en de onbetrouwbaarheid die uit de voorgenomen Russische actie spreekt, nog minder goeds voor de toestand in de wereld.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
06-10-1999

« Terug naar het overzicht