TRANSNATIONAAL
Het huidige tijdperk van mondialisering wordt wel gezien als dat van de neergang van de staat, die er uiteindelijk in zal resulteren dat deze verdwijnt. Alweer bijna tien jaar geleden schreef de Franse diplomaat Jean-Marie Guehenno de bestseller Het einde van de democratie, waarin hij betoogde dat de zogeheten 'deterritorialisering' de bestaande territoriale organisatie van macht ondermijnt. Staten zijn zulke territoriale eenheden. Naarmate een territorium door het gemak van fysieke en elektronische communicatie minder belangrijk wordt, neemt niet alleen het belang van de staat, maar ook zijn macht af. Want die macht is uiteindelijk gebaseerd op de mogelijkheid op een bepaald grondgebied belasting te heffen. Mondialisering leidt ertoe dat bedrijven en mensen zich steeds makkelijker aan de macht van de staat kunnen onttrekken.
De vraag rijst dan wie of wat er in de plaats komt van de staat. Guehenno voorzag 'een keizerrijk zonder keizer', een wereldomspannend economisch netwerk zonder politiek centrum. Hoe meer je daarover nadenkt, hoe onwaarschijnlijker het klinkt. Want welke instantie zorgt er in dat keizerrijk zonder keizer voor rust en orde, twee factoren die een voorwaarde zijn voor het functioneren van zo'n economisch netwerk?
Minder gecompliceerd is een variant op Guehenno's perspectief. Daarin maakt de macht van de staat langzaamaan plaats voor die van transnationale ondernemingen (TNO's). De transnationale onderneming is geen nieuw verschijnsel: de Verenigde Oost-Indische Compagnie, waarvan vorig jaar het vierde eeuwfeest uitbundig is gevierd, was een van de eerste. Maar de groei in omvang en verbreiding van TNO's is toch een betrekkelijk recent verschijnsel.
De wereldeconomie wordt nu beheerst door ongeveer zestigduizend TNO's. De grootste zijn in economische termen omvangrijker, machtiger en veel wendbaarder dan de meeste staten. Ze zijn niet aan een territorium gebonden, maar kunnen zich vestigen waar het op dat moment maar voordelig is. Ze zitten ook niet aan een 'volk' vast; mensen kunnen ze naar believen aannemen en ontslaan, en de externe effecten van hun activiteiten, zoals aantasting van het milieu, kunnen ze op anderen afwentelen.
Op dit scenario zijn de laatste jaren heel wat theorieen gebouwd, die stuk voor stuk een verkeerd uitgangspunt gemeen hebben: dat de moderne transnationale onderneming niet aan een plaats en staat gebonden is. Dit nu is een mythe. Alle grote TNO's hebben een identificeerbaar thuisland. Ze zijn niet staatloos: kijk maar bij welke staat ze aankloppen als het financieel tegenzit, welke nationaliteit domineert in de raden van bestuur, waar ze juridisch staan geregistreerd. Op Shell en Unilever na is er eigenlijk geen overtuigend voorbeeld van een TNO die niet met een staat verbonden is.
De treurige gang van zaken rond het Brits-Nederlandse Corus levert een tref-fende illustratie. Corus ontstond in 1999 uit de fusie van British Steel en Hoogovens. De laatste beschikte over de modernste staalfabriek ter wereld, maar was relatief klein. De leiding was bovendien bang dat het bedrijf het slachtoffer van een vijandige overname kon worden en dan zou worden 'gestript', bijvoorbeeld door de verkoop van de ultramoderne aluminiumdivisie. In het veel grotere, slecht renderende British Steel zou Hoogovens niet alleen een veilige haven vinden, maar ook partner zijn in een nieuwe ondernemingsstrategie, waarbij het bedrijf zich behalve op staal ook zou richten op roestvrij staal en aluminium.
De verwachtingen van de Nederlandse leiding zijn binnen een paar jaar volledig beschaamd. Het kwam niet tot een sanering van de Britse poot van het nieuwe bedrijf. Daardoor was er geen geld voor de meermetalenstrategie, noch voor investeringen in het vroegere Hoogovens, waarvan de winsten werden gebruikt om de verliezen in Groot-Brittannie te dempen. Van de gedachte dat het hier om een Brits-Nederlandse transnationale onderneming zou gaan die door groei en overnames een 'echt' internationaal bedrijf zou worden, bleef evenmin iets over: alle Nederlandse managers verdwenen uit de top van het bedrijf. Op de achtergrond speelde ook het enorme verschil in bedrijfscultuur, een factor die in al die vertogen over de staatloze onderneming wordt genegeerd.
Twee maanden geleden bleek dat wat begon als een Brits-Nederlandse fusie, is uitgelopen op de overname van een Nederlands bedrijf door een Brits. Corus wilde de eindeloze verliezen in het Verenigd Koninkrijk afdekken door de aluminiumdivisie in IJmuiden aan het Franse Pechiney te verkopen. Dus precies dat in gang zetten waar ze bij Hoogovens bang voor waren: een vijandige overname.
Volgens de theorie van de staatloze transnationale ondernemingen zou dit een logische stap zijn geweest. De raad van commissarissen van Corus Nederland blokkeerde echter de verkoop en werd door de Nederlandse rechter en het Nederlandse recht in het gelijk gesteld. Zo sneuvelde ook deze staatloze onderneming.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Elsevier
- Datum verschijning
- 17-05-2003