Tussenbalans Kosovo

Het had nogal wat voeten in aarde, maar de eerste fase van de oorlog om Kosovo is voorbij. Milosevic heeft het dictaat van..., ja van wie eigenlijk?, uiteindelijk geaccepteerd. Servische troepen zijn tegen heug en meug op de terugtocht. Een karakteristiek beeld: terwijl bij een grensovergang Albanese Kosovaren zoeken in de stapel nummerplaten die zij hebben moeten afgeven toen zij uit het land verdreven werden, krijgt een Servische eenheid van een Duitse majoor te horen dat men binnen dertig minuten moet zijn vertrokken. De Servische officier maakt aanspraak op zes uur. Hij krijgt te horen dat dit geen discussie is en dat de Serviërs nu nog 28 minuten over hebben. Daarna zien wij ze wegsjokken. Wat een aangenaam verschil met Bosnië, waar generaal Mladic zich voor zijn besprekingen met UNPROFOR-officieren bij voorkeur liet fotograferen als hij uit een van de VN moeiteloos gestolen pantservoertuig stapte.

Een voorlopige balans van de eerste militaire actie van het NAVO-bondgenootschap valt niet positief uit. Dat de 19 lidstaten het meer dan tien weken eens bleven over de doelstellingen van die actie is meer dan velen, Milosevic voorop, hadden verwacht - inclusief een aantal NAVO-leden. Maar militair én politiek is voor deze volgehouden eensgezindheid duur betaald - vooral door de Albanese Kosovaren.

De oorlog uit de lucht is halfslachtig gevoerd en de politieke slagkracht ervan ondermijnd door de aankondiging dat er zeker geen offensief van landstrijdkrachten op zou volgen. Dat een Nederlandse staatssecretaris zich er in een interview op beroept dat hij en de Duitsers dat toch maar voor elkaar hebben gekregen, is een triest voorbeeld van politieke onverantwoordelijkheid.

Van een serieus luchtoffensief was aanvankelijk geen sprake. De aanval is niet geopend met een grootscheepse actie tegen alle strategische doelen tegelijk, zodat het Servische militaire apparaat onmiddellijk zover ontregeld werd dat van gecoördineerde operaties niet of nauwelijks sprake meer kon zijn. In plaats daarvan begonnen de luchtaanvallen met speldeprikken, die Belgrado alle ruimte gaven zijn strijdkrachten te beveiligen en te hergroeperen. Het offensief werd daarna verzwakt door allerlei verlangens vanuit de lidstaten om het maar kalm aan te doen. Geen wonder dat Milosevic weken lang van mening bleef dat hij deze oorlog wel ongestoord uit kon zitten, indachtig zijn grote voorbeeld Saddam Hoessein.

Het luchtoffensief werd verder in effectiviteit beperkt door de eis dat piloten geen risico's mochten lopen. Voor strategische acties, tegen vaste doelen, was dit minder een beletsel dan bij de aanval op Servische eenheden die in Kosovo aan hun 'etnische schoonmaak' bezig bleven. Daarvoor hadden de vliegtuigen lager moeten kunnen vliegen en beschikken over informatie vanaf de grond.

Pas de laatste vier weken begonnen de luchtaanvallen werkelijk effect te sorteren; strategisch maar ook tactisch, dankzij acties van het UCK en de activiteiten van speciale eenheden van NAVO-landen (waaronder vermoedelijk ook Nederlandse commando's). De waarschijnlijkheid van een invasie over land nam toe, naarmate het bondgenootschap met de zekerheid van een desastreuze nederlaag werd geconfronteerd, ingeval Milosevic niet zou capituleren.

Een vastberadener optreden van de NAVO-lidstaten had Milosevic eerder tot inbinden gebracht, de Kosovaarse Albanesen meer geholpen en de schade aan Klein-Joegoslavië kleiner gehouden. Het is een hoge prijs, die de zachte heelmeesters (onder wie de Nederlandse regering) niet hoeven te betalen.

De politieke uitkomst is na deze overwinning hoogst onzeker. Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad telt acht pagina's, inclusief een annex, en is allerminst een helder document. De eisen die erin aan Klein-Joegoslavië worden gesteld zijn minder dan die in het Akkoord van Rambouillet, toen de terreur tegen de Albanese Kosovaren nog niet de grootscheepse schaal had aangenomen die zij daarna kreeg. In dit opzicht heeft de NAVO-actie niet veel opgeleverd, zelfs niet eens de onvoorwaardelijke inwilliging van de vijf minimumeisen die de NAVO als doelstelling van de oorlog stelde.

De Russische bezetting van het vliegveld van Pristina is een klinkend uitroepteken achter de warrige tekst van de resolutie. Artikel 7 verwijst naar Annex 2, punt 4: in Kosovo moet een 'internationale veiligheidsaanwezigheid onder verenigd bevel' komen, 'met deelname in hoofdzaak van de NAVO'.

Dat de NAVO de eenzijdige Russisch actie niet heeft voorkomen door een snel optreden van luchtmobiele eenheden is een blunder, die demonstreert dat het bondgenootschap even slecht is voorbereid op de bezetting van Kosovo als tien weken geleden op de luchtoorlog.

Veel commentatoren hebben de Russische actie vergeleken met de race van de Sovjetrussische en Anglo-Amerikaanse legers naar Berlijn in 1945. Mij schiet eerder de vergelijking te binnen met Fashoda, 1898,, toen de Franse expeditie van kapitein Marchand in dat plaatsje aan de Nijl stuitte op een overweldigende overmacht van Brits-Egyptische troepen onder generaal Kitchener. Marchand moest inbinden, maar wat was er gebeurd als in Fashoda de camera's hadden gestaan en hij rechtstreeks met Parijs in contact had gestaan? Het incident in Pristina bewijst dat de oorlog niet voorbij is, maar voortgezet zal moeten worden met politieke middelen. In een Russische zone zal geen Albanese Kosovaar immers terug willen keren.

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
16-06-1999

« Terug naar het overzicht