TWEE GENOCIDEWETTEN

Vorige week gooide de pas aangetreden Belgische regering het kind met het badwater weg toen ze onder zware Amerikaanse druk aankondigde de omstreden genocidewet af te schaffen. In de NAVO liggen de verhoudingen nu kennelijk zo dat de Verenigde Staten de binnenlandse politiek van een andere lidstaat naar hun hand kunnen zetten met het dreigement de nieuwbouw van het NAVO-hoofdkwartier in Brussel stop te zetten. De andere lidstaten hebben daarover blijkbaar niets te zeggen.

De genocidewet had Amerikaanse razernij opgewekt vanwege het misbruik dat bepaalde actiegroepen en advocaten ervan hadden gemaakt door voor de Belgische rechter politici aan te klagen die in de verste verte niet met Belgie in verband kunnen worden gebracht, zoals de Israelische premier Ariel Sharon. Opzienbarend was ook het aanhoudingsbevel tegen de oud-minister van Buitenlandse Zaken van Congo, Yerodia Ndombasi, die ervan werd verdacht de bevolking van Kinshasa tot moord op de Tutsi's te hebben aangezet. Straks, zo vreesde Washington, kon iedere Amerikaanse politicus of hoge militair die voor NAVO-bezoek op Zaventem landde, met een aanklacht worden geconfronteerd.

De genocidewet is echter geen frivoliteit van de luidruchtige Belgische minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel, maar kwam tien jaar geleden weloverwogen tot stand. De wet maakt deel uit van een brede ontwikkeling in politiek en volkenrecht, waarbij artikel 1 van de (denkbeeldige) grondwet van de internationale betrekkingen op de tocht is gezet. Dit artikel behelst de soevereiniteit van de staat en daarmee het beginsel dat de ene staat zich niet heeft te bemoeien met de interne aangelegenheden van een andere. Artikel 1 botst in principe echter met een ander uitgangspunt van de internationale orde: de naleving van mensenrechten in de brede zin van het woord.

Het afkondigen van een no-fly zone boven Irak na de Golfoorlog van 1991 illustreert de spanning tussen deze twee beginselen: deze zone diende ter bescherming van de Koerdische bevolking, maar was strikt genomen een inbreuk op de Iraakse soevereiniteit. De Belgische genocidewet (1993) was een poging deze spanning langs de weg van het recht weg te nemen. Ze was uniek, in de zin dat ze de Belgische rechter universele rechtsmacht gaf om genocide, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid te vervolgen zonder dat enige band met Belgie was vereist. Noch de plaats van de misdaad, noch de nationaliteit van dader of slachtoffer deed ertoe, en de vermeende dader hoefde zelfs niet in Belgie te zijn. Iedere burger uit elk land kon een klacht tegen iedere willekeurige politicus ter wereld indienen, en zulke klachten konden niet zomaar worden geseponeerd. Het betekende overigens evenmin dat ze ook tot een veroordeling leidden. Bovendien oordeelde de Brusselse Kamer van Inbeschuldigingstelling vorig jaar dat de genocidewet zo moesten worden gelezen, dat een verdachte in Belgie moest zijn aangetroffen.

Niettemin lokte de wet enerzijds misbruik uit, en belastte ze anderzijds de Belgische rechter met een onmogelijke taak. Het had dan ook voor de hand gelegen de wet zo aan te passen dat misbruik onmogelijk zou worden gemaakt. De voorstellen tot afzwakking waren de Amerikaanse regering echter niet genoeg. De betreffende delicten zullen nu worden opgenomen in het gewone strafrecht en hebben alleen nog betrekking op Belgen in Belgie of individuen die ten minste drie jaar in dit land wonen.

Merkwaardig is nu dat Nederland vorige maand een genocidewet heeft aangenomen (officieel: Wet internationale misdrijven) die in vrijwel alle opzichten een model zou kunnen zijn voor een aangepaste versie van de Belgische genocidewet. Misdrijven, waar ook ter wereld gepleegd, kunnen nu worden vervolgd, mits de verdachte zich in Nederland bevindt. Anders dan in Belgie beslist hier alleen het Openbaar Ministerie over vervolging.

Nederland beschikte tot nu toe niet over een rechtsinstrument voor het vervolgen van misdrijven tegen de menselijkheid, en andere internationale misdrijven waren over allerlei wetten versnipperd. De achtergrond van deze nieuwe Nederlandse wet is het Internationaal Strafhof (ICC). Zoals ik in een vorige column (12 juli) uitlegde is dit hof gebaseerd op het 'complementariteitsbeginsel'. Het gaat pas tot vervolging over als landen niet in staat of bereid zijn dat zelf te doen. Om daartoe in staat te zijn, dienen ze te beschikken over adequate rechtsinstrumenten. Vandaar de Nederlandse genocidewet. Maar niet alleen een Nederlandse. Frankrijk kent wel wetten over misdaden tegen de menselijkheid en genocide, maar niet over oorlogsmisdaden, en moet nu ook een eigen wettelijk instrumentarium daarover scheppen.

Het is daarom op z'n zachts gezegd verwonderlijk dat het niet tot een Europa-brede afstemming is gekomen. Niet alleen is het verkieslijk dat alle lidstaten van de Europese Unie op gelijke wijze optreden tegen zulke misdaden, het zou ook de buitenlandse druk op afzonderlijke lidstaten verzwakken. Maar voorlopig varen zelfs Belgie en Nederland in verschillende richting.

Datum verschijning
26-07-2003

« Terug naar het overzicht