Twee keer twee is vier

BART TROMP moet nu maar eens goed begrijpen dat in de politiek twee keer twee niet altijd vier is,' voegde Tineke Netelenbos mij jaren geleden bits toe. Zij kreeg voor deze mededeling luid applaus van de stamgasten in Vara's 'Rooie Haan', die toen nog bestond. Zonder bedenken repliceerde ik dat volgens mij twee keer twee altijd vier is. De stamgasten reageerden hierop met een even luid applaus. Dat de volksgunst wisselvallig is, wist ik echter al.

De toekomstige staatssecretaris van onderwijs bracht op haar beurt iets onder woorden, waarover de meeste politici in het algemeen uit gene het stilzwijgen bewaren, namelijk dat zij er een andere manier van rekenen op na houden dan normale mensen. Hun logica is de onze niet.

De 'plannen' van het nieuwe kabinet met het hoger onderwijs zijn daarvan een indrukwekkende demonstratie. Ze zijn maandag, bij de opening van het academisch jaar, in bijna alle dertien Nederlandse universiteiten onderworpen aan de maatstaven van normale rekenkunde en normale logica. Dit gebeurde door bedachtzame bestuurders, die in een aantal gevallen ook bekend zijn als prominente leden van de huidige regeringspartijen. Bij voorbeeld de rector magnificus van de Groningse universiteit, de econoom Simon Kuiper, die de regeringsplannen gedetailleerd ontleedde en er niets van heel liet, met als conclusie dat deze plannen 'twijfels doen rijzen aan het voortbestaan ten principale van het instituut universiteit'. Kuiper is een vooraanstaand lid van de VVD.

Benieuwd was ik ook naar de opvattingen van de vorige staatssecretaris van onderwijs, Job Cohen (PvdA), maar hij bleek (als oud-rector) in Maastricht niet het woord te hebben gevoerd. Dat werd daar gedaan door de voorzitter van het Verbond van Nederlandse Ondernemers, Alexander Rinnooy Kan, die tot veler verbazing niet namens D66 tot het kabinet toetrad. Hij was zo mogelijk nog vernietigender in zijn oordeel over de 'plannen' van het kabinet met het hoger onderwijs - 'plannen' waarvan hij zich afvroeg of de bedenkers ze zelf wel begrepen.

Hij noemde het vertrekpunt van het kabinet 'ten principale verkeerd': 'Het lijkt erop alsof de noodzaak tot bezuiniging op de studiefinanciering op woeste en ondoordachte wijze is vertaald in een ingrijpende wijziging van de inhoud van het onderwijs. Studiefinanciering moet een afgeleide zijn van de inhoud van het onderwijs en een bijdrage leveren aan de toegankelijkheid ervan. In beide opzichten wordt door deze kabinetsplannen de zaak volledig op haar kop gezet: de financiele randvoorwaarden en het toegankelijkheidsideaal dicteren de inhoud van het onderwijsbeleid.'

Dit is niet alleen een perfecte beschrijving van wat er mis is aan de kabinets'plannen', maar het is ook een scherpe terechtwijzing aan het adres van zijn eigen partij, want die beroemt zich erop de 'plannen' bedacht te hebben.

Het PvdA-kamerlid Van der Ploeg deed de kritiek vanuit de universiteit op de 'plannen' (waaraan hij volgens hemzelf ook had bijgedragen) af als kritiek van belanghebbenden. Deze hebben, zoals bekend, altijd een volstrekt verkeerde voorstelling van zaken en daarom is het zo goed dat er objectieve, belangeloze politici zijn die veel beter weten wat goed is voor belanghebbenden.

Vanuit dit gezichtspunt is de bijdrage van Rinnooy Kan gewichtig: voor het eerst wordt van de kant van werkgevers gezegd dat de manier waarop de overheid met het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek omdolt, dom, verkeerd en gevaarlijk is - niet alleen voor belanghebbenden als docenten, onderzoekers en studenten, maar ook voor de Nederlandse samenleving als zodanig.

Tegenover al deze kritiek, die veel preciezer en uitvoeriger is geargumenteerd dan de 'plannen' waarvoor drie politieke partijen hebben getekend, staat het regeerakkoord. Daarin ziet men de politieke rekenkunde terug. Het ministerie van onderwijs (en cultuur en wetenschappen) staat genoteerd voor de omvangrijkste bezuiniging gedurende de voorgenomen regeerperiode: 17724 miljard gulden (Gecorrigeerd t.o.v. oorspronkelijke tekst. wm.) (bijna twee keer zoveel als het daaropvolgende ministerie), die geheel ten laste komt van het hoger onderwijs en de universiteiten.

Het regeerakkoord meldt dat de voorgenomen reductie van de universitaire opleiding tot drie jaar pas na een 'aanlooptijd' geld gaat opleveren. Die aanlooptijd zal tenminste vier jaar duren, want er moet toch eerst een wet worden gemaakt en aangenomen en vervolgens moeten de universiteiten worden gereorganiseerd. Dat staat niet in het regeerakkoord, want daarvoor heeft men de kop in het zand gestoken.

Maar waar moet die 17,724 miljard dan vandaan komen? Het regeerakkoord spreekt over 'efficiency-maatregelen', 'bij voorkeur ter bevordering van een geringere gemiddelde verblijfsduur' (waarschijnlijk van studenten, maar dat staat er niet bij). Dit is volgens normale logica onzin. Geen enkele instelling, geen enkel bedrijf kan in vier jaar bijna een kwart van zijn budget bezuinigen door verbetering van de efficiency (laat Kok het maar eens bij zijn eigen ministerie proberen!). Zeker niet de universiteiten, want in geen andere overheidssector is in de afgelopen vijftien jaar al zo ingrijpend gekort: terwijl het aantal studenten sinds 1980 met dertig tot veertig procent is gestegen, zijn de overheidsuitgaven voor de universiteiten in die periode met ruwweg twintig procent verminderd.

Voor de onderwijspolitici bestaat efficiency aan de universiteit er idealiter uit dat oneindig veel studenten door steeds minder docenten worden onderwezen. Maar in de echte wereld blijft twee keer twee vier.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
07-09-1994

« Terug naar het overzicht