UITBREIDING: ZO NIET

De val van het kabinet-Balkenende was onvermijdelijk, maar kwam op een hoogst ongelukkig tijdstip. Binnen enkele weken moet Nederland duidelijk maken of het instemt met het voorstel van de Europese Commissie om in 2004 tien nieuwe lidstaten tot de Europese Unie toe te laten. De kandidaten zijn: Cyprus, Tsjechie, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slowakije en Slovenie.

Het kabinet was verdeeld over de uitbreiding en het gaat hier over een zaak die van fundamenteel belang is voor de toekomst van Nederland.

Een werkelijk debat over de uitbreiding is in Nederland niet of nauwelijks gevoerd, en als het aan de voorstanders ligt, komt het er ook niet. Volgens hen is het nu te laat om nog nee te zeggen, en wel om twee redenen. De eerste is dat al meer dan tien jaar geleden tot uitbreiding is besloten. De tweede dat Nederland zich in de Europese Unie onmogelijk zou maken als het nu, waarschijnlijk als enige, tegen zou stemmen en daarmee de uitbreiding zou tegenhouden.

De eerste reden wordt bovendien met een beroep op Europees idealisme getoonzet. De meeste van de tien kandidaat-leden hebben decennia onder het Sovjet-juk gezucht. Zij hebben, met uitzicht op het lidmaatschap van de Unie, een verwonderlijk snelle transformatie in de richting van democratie en markteconomie doorgemaakt. Het gaat niet aan hun nu, op het laatste moment, te laten horen dat het feest niet doorgaat.

Het irritante aan dit betoog is, dat het andermaal bij een grote politieke beslissing stelt dat die niet genomen hoeft te worden, omdat dit eigenlijk al heel lang geleden gebeurd is. Zo is het ook gegaan met de uitbreiding van de NAVO, de oprichting van de Unie zelf en de invoering van de euro.

Wie teruggaat naar het moment waarop zo'n beslissing dan wel zou zijn genomen, bemerkt dat toen het argument luidde dat het nog te vroeg was om tot een politiek besluit te komen, aangezien allerlei technische zaken nog moesten worden uitgewerkt en aan allerlei voorwaarden nog moest worden voldaan. Het is dit ontlopen van een duidelijk moment waarop de kiezers zich kunnen uitspreken, wat in hoge mate verantwoordelijk is voor het groeiende gebrek aan belangstelling bij de burgers voor 'Europa' en het Europees Parlement.

In het geval van de uitbreiding gaat het allereerst om de vraag of de kandidaat-lidstaten voldoen aan de voorwaarden tot toetreding. Zij moeten niet alleen de Europese wet- en regelgeving, het acquis communitaire, hebben overgenomen, zij dienen dit ook politiek en juridisch toe te kunnen passen.

Uit de rapportage van de Europese Commissie komt naar voren dat dit niet het geval is. Maar toch pleit de Commissie ervoor alle tien kandidaten tegelijk toe te laten, omdat ze ofwel voor de toetreding in 2004 de achterstand hebben ingehaald, ofwel omdat ze juist dankzij toetreding voortgang zullen maken. Daarmee is de eis dat alle kandidaten aan de voorwaarden moeten voldoen in feite opgegeven.

Vreemd is wel dat eerdere grote beslissingen - de Europese Akte, de Monetaire Unie - steeds werden aangeprezen vanwege hun directe economische voordeel, maar dat bij de uitbreidingskwestie het aanvoeren van financiele bezwaren - zoals de VVD doet - als onbehoorlijk wordt beschouwd.

Het belangrijkste bezwaar tegen de voorgestelde uitbreiding is echter dat deze de politieke besluitvorming in de Unie zal verlammen. De huidige institutionele structuur is duidelijk niet geschikt voor vijftien leden; nog eens tien erbij betekent alleen al getalsmatig een onmogelijke belasting.

De zich jaren voortslepende pogingen tot een effectiever en democratischer systeem van besluitvorming te komen, hebben nauwelijks iets opgeleverd. Het Verdrag van Nice (gesloten in 2000) had daarin moeten voorzien, maar schiet hopeloos tekort. Dat was dan ook aanleiding tot een noodgreep: de instelling van een Europese Conventie die, buiten de bestaande instituties om, tot bruikbare voorstellen moet zien te komen.

Het is nog maar afwachten of de Conventie daartoe in staat is, en dan is ook nog de vraag of haar voorstellen worden overgenomen door de Europese Raad. Buiten kijf staat echter dat het een sprong in het duister is om in deze situatie de Europese Unie met tien nieuwe leden uit te breiden.

Natuurlijk brengt het politieke kosten met zich mee als Nederland als enige dwars zou gaan liggen. (Iets wat overigens nog te bezien valt.) Maar de kosten als Nederland dat niet doet, zijn waarschijnlijk hoger. Niet alleen letterlijk: ons land wordt veruit de grootste nettobetaler in de Europese Unie.

Uitbreiding nu ondermijnt echter ook de toch al gebrekkige politieke cohesie in Europa, heeft ingrijpende gevolgen voor de werking van het Europese recht, en resulteert er zonder twijfel in dat gewichtige politieke beslissingen in Europa steeds meer buiten de formele instituties van de Unie worden genomen. Een Nederlands veto zou tot een nuttige periode van debat en bezinning kunnen leiden - in het belang van Europa.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
26-10-2002

« Terug naar het overzicht