Vergelijking van Tony Blair met Churchill niet terecht

Vergelijking van Tony Blair met Churchill niet terecht

Di 5 Jun 2007 - Bart Tromp

Vergelijking van Tony Blair met Churchill niet terecht

In de Volkskrant (21 mei) klaagt Arie Elshout erover dat Blair bij zijn vertrek niet op één lijn met Churchill wordt gesteld. Hij deed toch hetzelfde: mensenlevens op het spel zetten in dienst van een hoger doel? Als voorbeeld voert hij de beslissing van Churchill aan om in 1940 de inwoners van Coventry niet te laten waarschuwen tegen een op handen zijnd bombardement van de Luftwaffe. Uit zo’n waarschuwing had Berlijn namelijk kunnen afleiden dat de Britten erin geslaagd waren de Duitse Enigma-code te kraken.

Volgens Elshout kostte de beslissing van Churchill ‘duizenden onschuldige mensen het leven, maar redde honderdduizenden levens in het verdere verloop van de oorlog’. Is het dan niet terecht om de de beslissing van Blair mee te doen aan de Amerikaanse oorlog tegen Saddam Hoessein te beschouwen als van dezelfde moreel-politieke orde als het besluit van Churchill om Coventry niet te waarschuwen tegen het Duitse bombardement?

Het betoog van Elshout houdt om twee redenen geen stand. De eerste is heel simpel. Het verhaal dat Churchill opzettelijk Coventry niet heeft laten waarschuwen voor het Duitse bombardement van 14 november 1940 is al vele jaren geleden ontzenuwd als een verzinsel. (Zie onder andere deel zes van Martin Gilberts standaardbiografie van Churchill, 912-916.) Daarmee valt de vergelijking van Blair met Churchill volledig in het water. Elshout toont zich jammer genoeg net zo onkritisch ten aanzien van sprookjes over Churchill als ten aanzien van die over de massavernietigingswapens’ van Saddam Hoessein.

In de tweede plaats had Blair in 2002 helemaal niet zo’n denkbeeldige afweging te maken als Churchill, in Elshouts broodje aap-verhaal. Van het zieltogende Irak van Saddam Hoessein ging voor het Verenigd Koninkrijk en de rest van de wereld geen enkele dreiging uit. Blair hoefde helemaal niet een kleiner kwaad te accepteren teneinde een groter te voorkomen. Maar dat was ook niet de afweging die hij maakte toen hij het Verenigd Koninkrijk de oorlog injoeg. Zijn besluit, waarschijnlijk al bij zijn ontmoeting met president Bush in de lente van 2002 in Crawford, Texas, genomen, hield in om kostte wat kost mee te doen met wat de president tegen Irak zou ondernemen, ongeacht wat deze als voorwendsel aan zou voeren.

Het uitgelekte verslag van de bijeenkomst met zijn topadviseurs in juli 2002 laat daarover geen twijfel bestaan. Daar bracht het hoofd van de Britse inlichtingendienst verslag uit van zijn bezoek aan Washington. Hij berichtte dat vast stond dat Bush jr hoe dan ook de oorlog wilde, maar dat nog werd gezocht naar voorwendsels om die te rechtvaardigen. Uit dit verslag blijkt dat Blair zich toen al had gecommitteerd om mee te doen, ongeacht de officiële motivering. Ik neem aan dat Elshout deze en andere documenten terzake heeft gelezen. Dit maakt zijn bewering dat Blair ‘mensenlevens op het spel zette in dienst van een hoger humanitair doel’ tot een pijnlijke paskwil. Blairs enige oogmerk was meedoen met Bush jr.

Toen hij premier werd, bezat Blair geen enkele bestuurlijke ervaring. Internationale betrekkingen hadden hem voordien nooit geïnteresseerd. Indertijd weigerde hij een motie van Labour-parlementariërs te ondertekenen tegen de gifgasaanval van Saddam Hoessein op het Koerdische Halabja in Noord-Irak. Het ‘liberaal internationalisme’ van Blair, waarvan Elshout zich zo onder de indruk toont, berust op niet meer dan een toespraak in Chicago, 22 april 1999. Daarin formuleerde Blair vijf uitgangspunten om tot gewapende interventie tegen een andere staat over te gaan. ‘1.We moeten zeker zijn van onze zaak.; 2. we moeten alle diplomatieke mogelijkheden hebben uitgeput; 3.het staat vast dat onze militaire doelen verstandig en haalbaar zijn; 4. wij zijn bereid onze inspanning lang vol te houden; 5. het gaat hier om het nationaal belang.’

Aan geen van deze voorwaarden heeft de Britse deelname aan de oorlog tegen Irak voldaan. Deze past daarom helemaal niet in Blairs model van ‘liberaal interventionisme’, waarbij ik buiten beschouwing laat dat Blair dit concept nooit verder inhoud heeft gegeven. Zoals zoveel van zijn ‘ideeën’ is het bij een losse toespraak gebleven.



Als Blair met Churchill moet worden vergeleken, dan is dat eigenlijk alleen passend bij de laatste als minister van Koloniën in 1920. Na de constructie van de staat Irak door de overwinnaars van de Eerste Wereldoorlog brak daar een opstand uit in de drie voormalige Osmaanse wilaya’s die in dit jaar tot een koninkrijk waren samengevoegd. Churchill vond dat onderdrukking van de opstand te duur was om over te laten aan de toen nog aanwezige, omvangrijke Brits-Indische troepenmacht. Hij vertrouwde de bestrijding van de rebellie daarom toe aan de RAF, die opstandige dorpen moest bombarderen, de eerste keer in de geschiedenis dat gifgas tegen burgers werd gebruikt. Dit is niet een episode die in biografieën van de grote oorlogsleider wordt benadrukt.

Bart Tromp is bijzonder hoogleraar in de theorie en geschiedenis van de internationale betrekkingen aan de Universiteit van Amsterdam, en daarnaast verbonden aan instituut ‘Clingendael’.
Verschenen in de Volkskrant, 4 juni 2007

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
De Volkskrant
Datum verschijning
04-06-2007

« Terug naar het overzicht