Vertrekpunt Den Haag
Hoe beslist Nederland over het sturen van troepen voor vredesoperaties van de Verenigde Naties? Dit gaat niet zomaar. Eerst moet er een officieel verzoek aan de Nederlandse regering worden gedaan door de secretaris-generaal van de VN. Op basis van zo'n verzoek neemt de Nederlandse regering een beslissing, na dit vooraf te hebben voorgelegd aan de Tweede Kamer.
In werkelijkheid gaat het veel ingewikkelder. De secretaris-generaal van de VN doet niet zomaar een openbaar verzoek. Eerst is op diplomatiek niveau afgetast of dit zal worden ingewilligd. Pas als dit vast staat, komt zo'n officieel verzoek. Maar de Nederlandse regering wil op haar beurt weer vantevoren weten of de volksvertegenwoordiging met zo'n uitzending in zal stemmen. Men wil niet het risico lopen 'ja' tegen de VN te zeggen en dan door de Kamer gedwongen te worden alsnog 'nee' te zeggen.
Daaraan voorafgaand moeten de betrokken departementen, Buitenlandse Zaken en Defensie het erover eens worden wat er het best kan worden gedaan en Defensie moet beslissen wat voor soort eenheden beschikbaar kunnen worden gesteld.
Overwegingen op het ene niveau van besluitvorming kunnen dan een rol spelen waarvan men op het volgende geen weet krijgt. Dat Dutchbat in Srebrenica terecht kwam, had onder andere te maken met het volgende. In 1993 opperde Defensie twee mogelijkheden voor verder deelname aan UNPROFOR aan de VN. Die mocht kiezen uit een logistieke eenheid van 400 man of een bataljon van Luchtmobiele Brigade. In augustus 1993 liet het VN-secretariaat weten welke taak het de logistieke eenheid had toegedacht: het onderhoud van het aftandse Oost-Duitse materiaal, waarmee een UNPROFOR-bataljon uit Pakistan was uitgerust. Dat vond men bij Defensie te min, maar uit het boek van Norbert Both, From Indifference to Entrapment, maak ik op dat deze keuze binnen Defensie gemaakt werd zonder dat men hiervan bij Buitenlandse Zaken op de hoogte was.
Deze ingewikkelde gang van zaken laat zich weinig gelegen liggen aan eisen van heldere politieke verantwoording. Maar hoe zou het anders kunnen? De stilzwijgende afspraak van alle betrokkenen - VN, regering, volksvertegenwoordiging - is dat een besluit over deelname aan vredesoperaties al vast moet staan voordat het in alle openheid genomen wordt.
Sinds Srebrenica heeft de VN Nederland enkele tientallen keren gepolst of het bereid was mee te werken aan een VN-vredesoperatie. Niets daarvan is ooit tot de openbaarheid doorgedrongen. Toen de Nederlandse ambassadeur bij de VN, Peter van Walsum, zich een paar maanden geleden openlijk uitsprak vóór deelname van Nederlandse militairen aan de VN-vresoperatie in Sierra Leone, stuitte hij bij regering en parlement op verbazing en afwijzing. Van Walsum presenteerde zijn suggestie als een goede manier om van de smet van Srebrenica af te komen. Men kan er echter zeker van zijn dat aan zijn suggestie een informele sondering van het VN-secretariaat ten grondslag heeft gelegen.
De commissie-Bakker stelt nu in zijn rapport Vertrekpunt Den Haag dat de Kamer nog eerder dan nu al het geval is in de besluitvorming over vredesoperaties betrokken moet worden.
Dit lijkt mij om twee redenen een heilloze weg. In de eerste plaats gaan de verantwoordelijkheden van regering en volksvertegenwoordiging nog verder door elkaar lopen dan nu al het geval. De regering hoort te regeren en de Kamer hoort te controleren. Dat laatste kan zij niet goed doen als ze medeverantwoordelijk is voor het beleid dat ze moet controleren. Om die reden wees de toenmalige Adviesraad Vrede en Veiligheid in 1995 het formele instemmingsrecht van de Kamer bij uitzending van militairen af. Dat instemmingsrecht was in december 1994 in een bijna Kamerbreed onderschreven motie-Van Middelkoop door de Tweede Kamer opgeëist.
Informeel beschikte de Kamer allang over dat recht. De dienstplicht is onder andere afgeschaft omdat de Kamer in de jaren tachtig een feitelijk instemmingsrecht had verkregen over de uitzending van dienstplichtigen naar vredesoperaties.
Zo'n eerdere bemoeienis van de Kamer heeft daarnaast twee ongewenste effecten. Als het informele circuit over deelname aan vredesoperaties op deze wijze geformaliseerd wordt, dan ontstaat daaraan voorafgaande een nieuw geheim circuit om af te tasten of het voor de VN zin heeft Nederland informeel te benaderen over zo'n deelname, zodat het daarna mogelijk is dat officieel te doen.
Het tweede effect is ernstiger en het heeft zich al eens voorgedaan, met betrekking tot Srebrenica. Het is opgetekend in het al genoemde boek van Norbert Both.
In de periode voorafgaande aan het officiële verzoek van de VN een bataljon van de kersverse Luchtmobiele Brigade naar Srebrenica te sturen, hebben regering en Tweede Kamer zó duidelijk gemaakt dat zij bijna ten koste van alles aan de 'bescherming' van de zogenaamde 'safe areas' mee wilden werken, dat Nederland daarvoor geen enkele voorwaarde of prijs meer kon bedingen bij de VN. Geen enkele andere lidstaat was bereid troepen in Srebrenica te stationeren. Als Nederland ook had geweigerd, dan was de Veiligheidsraad gedwongen geweest de illusie van zijn 'safe areas'-politiek onder ogen te zien, in plaats van deze tot het bittere eind vol te houden.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 06-09-2000