Vredescongres met veel onzin
Eind vorige week werd in Sint Petersburg met het congres The Future of War herdacht dat een eeuw eerder de Haagse Vredesconferentie was georganiseerd vanuit Sint Petersburg. Deelnemer en waarnemer bij het congres was Bart Tromp, politiek columnist van deze krant.
DE SAMENWERKING tussen het Russische en het Nederlandse vorstenhuis bij de totstandkoming van de Haagse Vredesconferentie, maakte het passend dat in hetzelfde Winterpaleis waar tsaar Nicolaas II een eeuw geleden met Ivan Bloch overlegde, kroonprins Willem Alexander het herdenkingscongres The Future of War opende.
Hij betoogde daar onder andere dat bij vredesoperaties peacekeepers ook over zware wapens moeten beschikken. Deze stelling werd later onderstreept door Sir Michael Rose, in 1994 commandant van Unprofor in Sarajevo.
Het eigenlijk congres vond vervolgens plaats in het Marmerpaleis, voorheen het Leninmuseum, niet ver van de Hermitage (Winterpaleis) en eveneens aan de oever van de Neva gelegen. Door de grote ramen achter de sprekers had men uitzicht op de bevroren en besneeuwde rivier en de kern van het oorspronkelijke Sint Petersburg, de Peter- en Paulvesting met de slanke, zeer lange vergulde spits van de kathedraal.
Noodzakelijke troost
Dat uitzicht was soms een noodzakelijke troost, zoals bij de lezing van de fameuze krijgshistoricus John Keegan. Hij bekeek de toekomst van de oorlog vanuit historisch perspectief en dat voerde hem tot een optimistische slotsom. Hedendaagse oorlogen spelen zich vrijwel volledig in de arme delen van de wereld af, met wapens die door rijke staten zijn geproduceerd. Wanneer de laatsten daarmee ophouden, komt er vanzelf een eind aan oorlog.
Idealistisch en naief? 'Dit is waarop ik ben uitgekomen na veertig jaar denken en schrijven over oorlog.'
Keegans analyse was de meest optimistische over de toekomst van de oorlog. Vrijwel iedereen bezag deze vanuit het perspectief dat staten hun soevereiniteit aan het verliezen zijn.
De Israelische geleerde Martin van Creveld schreef de huidige afwezigheid van oorlogen tussen staten echter allereerst toe aan de alweer bijna vergeten afschrikwekkende werking die uitgaat van bestaan en bezit van nucleaire wapens. Dat, niets anders, maakt 'gewone' oorlogen tussen staten onmogelijk.
Deze stelling betrok Van Creveld al in zijn boek The Transformation of War, dat net verscheen toen de Golfoorlog was uitgebroken. Voor hem was die echter de uitzondering die zijn regel nu juist bevestigde.
Hij volgt de moderne literatuur, die de vorming van staten in Europa als bijproduct van oorlogvoering opvat. Maar hij trekt de logica van deze theorieen door naar het heden: als er geen oorlog tussen staten meer mogelijk is, dan ontvalt staten daarom het bestaansrecht.
Erg vindt hij dat niet. Oorlogvoering zal zich dan echter voordoen tussen andere partijen, varierend van misdaadorganisaties tot voetbalclubs. Want volgens Van Creveld beleven mensen plezier aan oorlog: 'Mannen houden van krijg en vrouwen houden van krijgers.'
Zulke driestuiverspsychologie ontneemt het zicht op een centraal thema, dat niet alleen door Van Creveld aan de orde gesteld is. De ontwikkeling van de militaire techniek en de organisatie van strijdkrachten zijn gericht op gewapende conflicten met tegenstanders die net zo vechten. Maar zulke conflicten worden steeds minder waarschijnlijk.
Lawrence Freedman, auteur van een standaardwerk over nucleaire strategie, zei dit het scherpst: de Golfoorlog heeft aangetoond dat in wapentechnologisch opzicht niemand tegen de Verenigde Staten is opgewassen in een 'normale' oorlog. Maar juist daarom zullen 'schurkenstaten' hun toevlucht nemen tot andere middelen - terrorisme, chemische en biologische wapens, enzovoort. Hij waarschuwde tegen de illusie dat technologische vernieuwingen van het krijgsbedrijf een risicoloze onderneming maken.
De uiteindelijk uit Transsylvanie afkomstige Amerikaanse strategisch denker Edward Luttwak deed zijn roep van algemeen provocateur eer aan met de stelling dat oorlogen juist tot vrede leiden. Het is daarom dom en verkeerd te proberen er om redenen van medemenselijkheid of rechtvaardigheid een einde aan te maken. Zulke pogingen leiden op hun best tot bevriezing van de een onhoudbare status quo.
Hij vergeleek de naoorlogse vluchtelingenkampen in Europa met die voor verdreven Palestijnen. In de eerste was het leven zo onaangenaam dat degenen die er waren terechtgekomen, zo snel mogelijk elders een nieuw leven begonnen. De verhoudingsgewijs luxueuze voorzieningen in de vluchtelingenkampen voor Palestijnen hebben er daarentegen toe geleid dat er een Palestijnse natie in ballingschap is ontstaan, die daar nooit meer weg wil.
Dit voorbeeld houdt stand, maar voor de rest sprak Luttwak op basis van het uitgangspunt: in de overdrijving toont zich de meester.
De Petersburger conferentie bracht de meeste denkers op het gebied van oorlog en vrede in het Westen bijeen. Uit andere werelddelen waren er minder aanwezig. Enerzijds - zo voerde professor Hylke Tromp, de drijvende kracht achter de conferentie, aan - omdat het moeilijk was die te vinden. Anderzijds omdat degenen die rechtstreeks met oorlog te maken hebben, er niet zo gemakkelijk toe komen deze te analyseren.
Het zou te gemakkelijk zijn daaruit af te leiden dat oorlog, tussen of binnen staten, niet meer aan de orde is voor wie het zich kunnen veroorloven erover te denken en te confereren.
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 01-03-1999