VREDESSOLDATEN

Uiterst moeizaam komt het nieuwe Unifil tot stand, de troepenmacht van de Verenigde Naties (VN) die in het zuiden van Libanon een nog altijd niet duidelijk mandaat gaat uitoefenen. Toch is dit niet de eerste VN-vredesoperatie. Je zou verwachten dat langzamerhand een vaste routine is ontstaan om zo'n operatie snel in werking te laten treden. Maar dat is niet zo, en dat heeft verschillende redenen.

Voor peacekeeping was in de oorspronkelijke opzet van de VN geen plaats. Wel bestond in 1945 het voornemen een omvangrijke, goed uitgeruste VN-strijdmacht in het leven te roepen, met bases over de hele wereld. De leiding zou berusten bij het militair comite van de VN, bestaande uit de stafchefs van de strijdkrachten van de vijf permanente Veiligheidsraad-leden. De Koude Oorlog zorgde ervoor dat hier niets van terechtkwam.

De eerste vredesoperatie van de VN kwam ingewikkeld tot stand. Omdat de Veiligheidsraad niet tot een besluit kon komen, nam de Algemene Vergadering in november 1956 via een speciale procedure een resolutie aan die leidde tot de VN Noodmacht (UNEF). UNEF moest toezicht houden op de wapenstilstand tussen Israel en Egypte na de Oktoberoorlog. Deze vorm van 'vredeshandhaving' heeft per definitie een enigszins tegenstrijdig karakter, want militairen met deze taak mogen geen geweld gebruiken, hoogstens uit zelfverdediging. De uitvinder van peacekeeping, de tweede secretaris-generaal van de VN Dag Hammarskjold, legde dat ooit als volgt uit: 'Het is geen soldatenwerk, maar alleen soldaten kunnen het doen.'

Het meest geslaagde voorbeeld van zulke vredeshandhaving is de VN-macht die nu al sinds 1974 de 'groene lijn' op Cyprus bewaakt, de zone tussen het Grieks-Cypriotische en het Turks-Cypriotische deel.

Maar er zijn ook heel andere VN-vredesoperaties geweest. De grootste is al bijna vergeten: ONUC, met ruim 20.000 soldaten. Uiteindelijk kregen zij in 1960 een mandaat om in het net onafhankelijke Congo met geweld een eind te maken aan de praktijken van huursoldaten, het gebruik van geweld en de afscheiding van de provincie Katanga. De meest 'robuuste' vredes--operatie in de geschiedenis van de VN werd een succes. Toen in juni 1964 de laatste ONUC-eenheden Congo verlieten, was het land herenigd.

De VN kennen een Department of Peacekeeping Operations, maar omdat geen enkele operatie op een andere lijkt, en omdat het departement eigenlijk alleen maar een planningseenheid is, moet elke vredesoperatie helemaal vanaf de grond worden opgebouwd. Dat geldt zowel voor de organisatie als voor de samenstelling en uitrusting van de vredesmacht. De secretaris-generaal moet om te beginnen bij geschikte lidstaten langs om te vragen of ze eenheden ter beschikking willen stellen. Lang niet alle lidstaten zijn daarvoor geschikt, daartoe bereid of in staat.

Een doodarm Afrikaans land dat een bataljon infanterie in weinig meer dan vodden levert, moet eerst door een rijker land van wapens en uitrusting worden voorzien, als dat al lukt. Amerika doet minimaal mee (nu: 0,5 procent van het totaal aan peacekeepers) en weigert gevechtseenheden onder VN-commando te stellen. Sommige landen worden bij een bepaalde operatie niet neutraal genoeg geacht. Zo maakt Israel begrijpelijkerwijs bezwaar tegen een Indonesisch detachement voor Unifil, omdat Indonesie Israel niet heeft erkend.

Als er dan eindelijk een vredesstrijdmacht bij elkaar is gesprokkeld, ontstaat vervolgens een nachtmerrie aan organisatorische en logistieke problemen. Vergeet ook niet de onderlinge afstemming van zeer uiteenlopende eenheden die in traditie, opleiding en taal zo verschillen dat samenwerking geen vanzelfsprekendheid is.

Valt hier wat aan te doen? Welnu, de oorspronkelijke uitgangspunten van de VN aangaande de handhaving van vrede zouden alsnog serieus kunnen worden genomen. Dit zou de oprichting van een permanente VN-krijgsmacht inhouden, die op korte termijn overal ter wereld kan optreden. Een volwaardige brigade (3.500 man) zou in eerste instantie volstaan, waarbij landen om beurten voor een halfjaar of een jaar een bataljon leveren.

Zulke voorstellen hebben in het recente verleden wel gecirculeerd, inclusief de mogelijkheid om zo'n noodzakelijk neutrale strijdmacht geheel uit Gurkha-regimenten te laten bestaan, die nu in de Britse en Indiase krijgsmacht dienen. Voor de belangrijkste leden van de Veiligheidsraad is zo'n oplossing onbespreekbaar. En daar ligt het probleem voor VN-vredessoldaten.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
02-09-2006

« Terug naar het overzicht