VRIEND EN VIJAND

In mei 1927 hield de staatsrechtsgeleerde Carl Schmitt in Berlijn een voordracht die nog datzelfde jaar in druk verscheen als: Der Begriff des Politischen (in 2001 in het Nederlands vertaald als Het begrip politiek). De voordracht leidde onmiddellijk tot veel tumult en dat is sindsdien niet meer verstomd. Dat heeft niet alleen te maken met de inhoud van Schmitts betoog, maar vooral met zijn dubieuze politieke opstelling in de jaren dertig.

De conservatieve, orthodox-katholieke Schmitt meldde zich op 1 mei 1933 aan als lid van de nationaal-socialistische NSDAP en streefde er vervolgens naar de leidende staatsrechtsgeleerde van het Derde Rijk te worden. Dat mislukte. De echte nazi's beschouwden hem als een opportunist en stelden een speciale afdeling van Reinhard Heydrichs Sicherheitsdienst in om belastend materiaal tegen hem te verzamelen. In 1936 werd Schmitt politiek uitgeschakeld. Niettemin werd hij, meer nog dan de filosoof Martin Heidegger, na de Tweede Wereldoorlog het symbool van de collaboratie van Duitse intellectuelen met Adolf Hitler. Tevens groeide hij uit tot zondebok.

Met als basis deze biografische gegevens bestaat er een sterke neiging om Schmitts geschriften van voor 1933 met terugwerkende kracht als 'met nazisme besmet' te beschouwen. Maar het is te gemakkelijk om de inhoud niet serieus te nemen. Dat geldt zeker voor Het begrip politiek. Centraal daarin, de titel zegt het al, staat Schmitts zoektocht naar de inhoud van het begrip 'politiek'.

In een karakteristieke redenering stelt hij dat voor elk intellectueel domein een centrale tegenstelling bepalend is. De esthetica is gebaseerd op het maken van het onderscheid tussen 'mooi' en 'lelijk'; de moraal op de tegenstelling tussen 'goed' en 'kwaad'; de economie op het onderscheid tussen 'rendabel' en 'niet-rendabel'.

Welk onderscheid is, zo vraagt Schmitt zich af, bepalend voor het domein van de politiek? Zijn antwoord: 'De specifiek politieke onderscheiding waartoe politieke handelingen en motieven kunnen worden herleid, is de onderscheiding tussen "vriend" en "vijand".'

De herleiding van het begrip 'politiek' tot het onderscheid tussen 'vriend' en 'vijand' heeft Schmitt beroemd en, meer nog, berucht gemaakt. Maar ze is ook misverstaan. Schmitt benadrukt dat het begrip 'vijand' hier geen enkele morele inhoud heeft. De vijand is geen persoonlijke tegenstander, maar een publieke. De uiteindelijke consequentie van de tegenstelling tussen 'vriend' en 'vijand' is strijd; oorlog als het om staten gaat, burgeroorlog als het de politiek binnen een staat betreft. Maar oorlog of burgeroorlog is niet het doel van de politiek. Het besef dat dit een uiterste mogelijkheid is, moet er in zijn ogen juist toe bijdragen dat 'vriend' en 'vijand' vreedzaam en zakelijk hun conflicten proberen te beslechten.

Met deze analyse is het Schmitt er dus juist om te doen het besef wakker te houden dat het hier niet gaat om iets ongevaarlijks; de dreiging van strijd blijft latent aanwezig. En anderzijds wijst hij erop dat 'politiek' een stap vooruit is in vergelijking met de ideologische en religieuze voorstellingen van het onderscheid tussen 'vriend' en 'vijand', waarin 'de vijand' als onmens en misdadiger of als moreel of fysiek minderwaardig wordt beschouwd.

Schmitt verheldert dit standpunt met een verwijzing naar de historie van het moderne begrip 'politiek'. Dit ontstond als scheldwoord in de Franse godsdienstoorlogen van de zestiende eeuw. Les politiques was de benaming van juristen als de politieke denker Jean Bodin, die betoogde dat de integriteit van de staat belangrijker is dan het religieuze gelijk dat protestanten en katholieken voor zichzelf opeisen. Het woord 'politiek' bleef daarna in gebruik als aanduiding voor de neutralisering van de godsdienstoorlog.

De actualiteit van Schmitts analyse heeft iets beklemmends nu wij beleven hoe 'politiek' - als een mechanisme waarin tegenstellingen geneutraliseerd en oplosbaar worden gemaakt - onder druk staat in de kwestie-Irak. Aan beide zijden. Aan Amerikaanse kant proclameerde president George W. Bush na de aanslagen van 11 september 2001 niet alleen een 'oorlog tegen het terrorisme', maar hij definieerde deze ook nog eens in absolute en morele termen. De Amerikaanse leider houdt niet op te verklaren dat het hier gaat om 'goed' tegen 'kwaad', en dat 'wie niet voor ons is, aan de kant van het terrorisme staat'. Dat is het spiegelbeeld van Osama bin Ladens islamitisch fundamentalisme.

Nu de 'oorlog tegen het terrorisme' de vorm lijkt aan te nemen van een Amerikaanse militaire aanval op het regime in Irak (dat van huis uit seculier is, de reden waarom het door Al-Qa'ida-leider Bin Laden wordt gehaat) wordt deze in de Arabische en islamitische wereld niettemin opgevat als een godsdienstoorlog tegen de islam. Dat geldt ook voor de islamieten in Nederland. Zo hebben 'vriend' en 'vijand' in dit conflict de dimensies van morele minderwaardigheid en absoluutheid gekregen, waarvan Carl Schmitt nu juist betoogde dat politiek ze diende te vermijden.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Elsevier
Datum verschijning
15-03-2003

« Terug naar het overzicht