Wat wij voor Bosnie kunnen doen

Het Amerikaanse dreigement de belegering van Sarajevo met luchtaanvallen te breken, is de zoveelste dode mus gebleken. De drie hoofdrolspelers hebben zich aan het vertrouwde script gehouden. De Verenigde Staten lieten hun dreigement niet vergezeld gaan van een duidelijk ultimatum, maar gooiden het in de groep (de Navo).

Daar hebben de voornaamste leden die ook aan de VN-vredesmacht Unprofor meedoen (Canada, Groot-Brittannie en Frankrijk) het op de lange (hindernis)baan geschoven. De Verenigde Naties, met name de VN-generaals in ex-Joegoslavie, willen geen militaire actie, want dat zou het 'vredesproces' in gevaar brengen, evenals de troepen van Unprofor zelf.

De Serviers tenslotte volgen hun bekende beleid van liegen en bedriegen, chicaneren en saboteren.

Het is allemaal niets nieuws; de wereld heeft dit toneelstukje de afgelopen twee jaar al vaak genoeg kunnen bekijken.

De twee voornaamste constanten in deze oorlog zijn de Servische strategie en die van de VN. De eerste is en blijft gericht op de gewelddadige uitbreiding van de Groot-Servische Lebensraum, een uitbreiding die doorgaat totdat deze door anderen wordt gestopt en de Serviers niet meer verder kunnen.

Zij worden niet gestopt, want elke opzet daartoe stuit op verzet van de VN en de Europese Gemeenschap. Deze beschikken niet zozeer over een strategie, als wel over grote vastberadenheid: namelijk om onder geen beding in ex-Joegoslavie militair geweld te gebruiken tegen de voornaamste agressor. Daarbij zijn drie argumenten bedacht: de kwetsbaarheid van de Unprofor-troepen, het humanitaire karakter van hun missie en het 'vredesproces' in Geneve.

Om met dit laatste te beginnen: het 'vredesproces' duurt nu vrijwel even lang als de oorlog. Het heeft vrede in het geheel niet dichterbij gebracht. Integendeel, het is een zelfstandige factor geworden in het voortduren van de oorlog. De uitkomst van dit 'vredesproces' kan op dit moment alleen maar een opgesierde, maar onvoorwaardelijke capitulatie zijn van de internationaal erkende Bosnische regering en de vestiging van etnische apartheidsregimes als tussenstap naar de definitieve opdeling van BosnieHercegovina tussen Kroatie en Servie.

De 'humanitaire actie' van VN en EG wordt steeds onzinniger en hypocrieter. Humanitaire interventie, ik herhaal het nog maar eens, is onmogelijk in een situatie waarin de burgerbevolking in een oorlog niet onbedoeld slachtoffer is, maar juist het eerste doelwit van een van de strijdende partijen. Dat is in Bosnie het geval.

In Sarajevo, in de vijf andere door de VN tot 'safe havens' uitgeroepen gebiedjes en vast en zeker ook daarbuiten, lijdt de burgerbevolking alleen maar honger omdat de Bosnische Serviers dat willen en doordat hun geen strobreed in de weg wordt gelegd bij het blokkeren van transporten met voedsel, medicamenten en brandstof en bij het tegenhouden van vluchtelingen.

Het mandaat van Unprofor is overigens ruim voldoende om met militair geweld zulke blokkades te breken. Unprofor laat echter toe dat Sarajevo over land niet wordt bevoorraad en laat zich door de Bosnische Serviers voorschrijven dat op de luchthaven van die stad ten hoogste een vliegtuig met hulpgoederen per uur mag landen. De 'humanitaire actie' bestaat er nu uit dat per bewoner van Sarajevo 35 gram levensmiddelen per dag wordt aangevoerd.

De 'kwetsbaarheid' van de Unprofor-troepen is nu al meer dan een jaar een excuus om niets te doen. Men moet dus aannemen dat al lang maatregelen zijn getroffen om deze eenheden in geval van nood te concentreren en te beschermen. Anders zouden de verantwoordelijke commandanten voor de krijgsraad gedaagd moeten worden.

In hun functie adviseren zij altijd tot niets doen, zoals nu de generaals Cot (algemeen bevelhebber van Unprofor) en Briquemont (Unprofor-commandant in Bosnie). Maar de voorganger van Briquemont, generaal Morillon, pleit voor luchtaanvallen op de Serviers sinds hij zijn commando heeft neergelegd.

De combinatie van deze twee constanten in de Joegoslavische oorlog, de handelwijze van Servie en de VN, geeft deze zijn verderfelijke, trieste en beschamende karakter. In ons land wordt dat misschien nog wel sterker gevoeld dan elders in West-Europa, hoewel Nederland zich alleen door de krenterigheid van andere EG-staten kan verbeelden veel hulp te bieden aan vluchtelingen en verdrevenen.

Zomerreces

In de Nederlandse politiek heerst een stemming van woede en berusting. Het zomerreces van de Tweede Kamer is (alweer) onderbroken om te kunnen vaststellen dat de politici het allemaal verschrikkelijk vinden, maar er niets aan kunnen doen. Het enige wat kennelijk rest is het sturen van telefaxboodschappen aan bewoners van Sarajevo (papier kan gegeten worden), het schrijven van boze brieven aan andere parlementariers in de EG en het opvangen van (een paar) aangeschoten kindertjes.

Dit nationale gezwelg in de eigen machteloosheid is gemakzuchtig. Nederland levert na Groot-Brittannie, Frankrijk en Canada de grootste bijdrage aan Unprofor in Bosnie, ook al bestaat deze niet uit (potentiele) gevechtseenheden. Zowel de verbindingseenheden als het transportbataljon zijn echter minstens zo essentieel als de Franse en Britse pantserinfanterie.

Deze Nederlandse aanwezigheid zou ook een zeker politiek gewicht moeten inhouden, op zijn minst vergelijkbaar met dat van Canada en Spanje. Maar daarvan is tot nu toe niets gebleken. De infame beslissing het plan-Owen/Vance op te geven in ruil voor het (tot nog toe niet) beschermen van zes 'veilige gebieden' werd genomen door de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Spanje en Rusland. Nederland werd gepasseerd, als lid van de EG, maar ook als belangrijke participant in Unprofor.

Waarom laat Nederland zo over zich heen lopen? Als al die woede in de Tweede Kamer niet voor het plaatselijke schellinkje was bedoeld, waarom maakt Nederland dan niet gebruik van zijn positie in Unprofor, net zoals Groot-Brittannie of Frankrijk dat doet? Waarom dreigt het niet met terugtrekking van zijn eenheden uit Unprofor als de VN niet een ultimatum aan de Serviers stellen om vanaf een bepaalde datum de uitvoering van de VN-resoluties mogelijk te maken - zoals het ontzetten van de 'safe havens' en het ongehinderde verkeer van Unprofor-konvooien - op straffe van militair optreden?

Zo'n opzet moet natuurlijk met diplomatiek vernuft worden uitgewerkt en ook dan is het zeer wel mogelijk dat deze interventie niets oplevert. Maar dan nog zal het terugtrekken van Nederland uit Unprofor een signaal zijn dat hard aankomt, ook al zal het ons op de gebruikelijke verwijten van 'schone-handen-politiek' komen te staan.

Dat in de grote politiek nemand schone handen kan houden, is echter niet een verdienste, maar een tragiek. Men moet de zaak niet omkeren en het moedwillig bezoedelen van lichaamsdelen uitroepen tot keurmerk van verantwoordelijk politiek handelen. Zeker niet als dat neerkomt op het meewerken aan massamoord en op het toelaten van zo ongeveer elke inbreuk op de handvesten van de internationale rechtsorde.

De Nederlandse militaire bijdrage aan de VN-macht in voormalig Joegoslavie is bepaald niet onbelangrijk. Daaraan moet Den Haag de moed ontlenen van de Verenigde Naties een krachtiger stellingname tegen de Serviers te eisen, vindt Bart Tromp, bijzonder hoogleraar internationale betrekkingen aan de Universiteit van Amsterdam, hoofddocent politieke wetenschappen aan de Rijksuniversiteit te Leiden en lid van de Adviesraad voor Vrede en Veiligheid.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
14-08-1993

« Terug naar het overzicht