Weer Srebrenica
Ik denk met gemengde gevoelens terug aan het forum waaraan ik in de Amsterdamse Balie deelnam tijdens het IDFA-festival. Het betrof de val van Srebrenica in juli 1995, naar aanleiding van documentaires over dat onderwerp. Eén ervan, Crying from the Grave, is op 6 december op Nederland 3 uitgezonden. Ik had er toen alleen fragmenten van gezien. Het meest aangrijpende was indertijd al op het journaal te zien: de man die door Servische soldaten gedwongen wordt om zijn vrienden op te roepen zich over tegen; de reporter vraagt hem dan of hij bang is. 'Natuurlijk ben ik bang.' Ook hij is vermoord, buiten de camera's. In de zaal zaten overlevenden, gedoemd hun hele verdere leven in het teken van deze afgrijselijke gebeurtenis door te maken. Wie ontzegt hen het recht op hun gevoelens?
Het IKV heeft zich over hen ontfermd. Andermaal zat ik aan tafel naast zijn secretaris, Mient Jan Faber, met wie ik in de tijd van 'kruisraketten' zo vaak de degen, en niet zelden ook de hooivork, heb gekruist. Die tijden zijn voorbij. Ik heb een immens respect voor de inspanningen die hij en zijn vredesberaad zich al jarenlang getroosten ten dienste van de slachtoffers van de oorlogen in voormalig Joegoslavië.
Maar ik zie niets in de weg die hij deze middag insloeg. De teneur van de bijeenkomst was dat er, na deze documentaires, na het VN-rapport van Kofi Annan, nog allerlei zaken over de val van de enclave onopgehelderd waren gebleven. Die moesten nu aan het licht worden gebracht, door middel van een parlementaire enquête.
Ik zie daar niets in, om twee redenen. De eerste is dat ik dit instrument hier niet geschikt acht. Begin volgend jaar begint een parlementair onderzoek naar de politieke besluitvorming rond Srebrenica in Nederland, waarvan op zijn minst de resultaten moeten worden afgewacht. Al veel langer loopt het onderzoek van het NIOD, verricht in opdracht van de regering. Het argument van D66-Kamerlid Dittrich dat alleen bij een enquête getuigen onder ede staan is niet erg sterk. Wie denkt dat hij zich klinkklare leugens kan permitteren, heeft ook geen problemen met meineed. Geschikt is een enquête tenslotte in het geheel niet, omdat het indertijd de Tweede Kamer was die, uitgezonderd de fractie van de Socialistische Partij, aandrong op het stationeren van een Nederlandse troepenmacht in Srebrenica als eenheid van UNPROFOR, zonder zich ook maar enigszins rekenschap te geven van de omstandigheden waaronder deze eenheid zou moeten functioneren. Kamerleden die zichzelf en elkaar onder ede ondervragen - dat levert geen geloofwaardig onderzoek op.
Zo'n enquête is, in de tweede plaats, geen goede gedachte omdat deze zich noodzakelijkerwijs zal beperken tot de bemoeienis van Nederland met Srebrenica. Het is de vraag wat daarover nog valt uit te zoeken dat van wezenlijk belang is. De voorbeelden van weinig martiaal optreden na de val van Srebrenica die zondagmiddag werden aangevoerd, demonstreerden voor wie het nog niets wist dat soldaten van Dutchbat zich onnozel en niet erg heldhaftig hebben gedragen.
Maar dat is niet van enige invloed geweest op de uitslag: de welbewuste moord, weken van tevoren beraamd en georganiseerd, op de mannelijke bewoners van de enclave door het Bosnisch-Servische leger. Toch kreeg ik gaande weg de discussie de indruk of alles anders was gegaan als overste Karremans maar standvastig was gebleven in zijn weigering met generaal Mladic een glas te drinken.
Zo'n enquête zou daarom de aandacht afleiden van de werkelijke schuldigen en de werkelijke verantwoordelijken. Die zijn bekend. Schuldig is het Bosnisch-Servische leger onder commando van Ratko Mladic, gesteund en geïnstrueerd door het Joegoslavische opperbevel en Slobodan Milosevic in Belgrado. Ik ben ervan overtuigd dat de militaire inlichtingendiensten van de voornaamste NAVO-lidstaten over meer dan genoeg bewijsmateriaal in de vorm van onderschept elektronisch verkeer tussen Mladic en Belgrado beschikt dat het onomstotelijk bewijs van hun schuld levert.
Verantwoordelijk voor het debâcle van Srebrenica is de Veiligheidsraad van de VN. Die heeft de 'safe areas' in het leven geroepen, terwijl men willens en wetens niet bereid was deze ook daadwerkelijk te beschermen. In de cruciale resolutie 836 werden de termen 'defend' en 'protect' met opzet achterwege gelaten. UNPROFOR was er slechts om erop toe te zien dat de 'veilige gebieden' niet aangevallen werden, niet om ze militair te beschermen. De aanwezigheid van lichtbewapende blauwhelmen moest de Serviërs 'afschrikken' van een aanval. Wanneer deze afschrikking faalde, zou vanuit de lucht militair worden ingegrepen.
Maar dat was, zoals Kofi Annan schrijft, nooit werkelijk de bedoeling. In zijn rapport kan men lezen hoe vele leden van de Veiligheidsraad al ver van tevoren de onhoudbaarheid van deze 'safe areas' onder ogen zagen, aandrongen op serieuze maatregelen en waarschuwden voor de menselijke ramp die in het verschiet lag. Hun waarschuwingen en voorspellingen stuitten af op de houding van de permanente leden van de Veiligheidsraad, de enigen die er daar uiteindelijk toe doen. Die zijn verantwoordelijk.
Bart Tromp
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 01-12-1999