William Jefferson Clinton

OVER NOG geen twee weken eindigt het presidentschap van William Jefferson Clinton. Hij blijft tot het eind in actie. Terwijl de meeste Amerikaanse presidenten al halverwege hun tweede en laatste termijn lame ducks zijn, spant Clinton zich zelfs nog na de benoeming - niet: verkiezing - van zijn opvolger in om Israeli's en Palestijnen tot een overeenkomst te brengen. Daarnaast installeert hij de ene booby trap na de andere op het pad van zijn opvolger. Zoals de benoeming van de eerste zwarte rechter in het Vierde Federale District, nadat diens benoeming eerder onmogelijk was gemaakt door senator Ashcroft, de door Bush beoogde minister van Justitie.

Clinton is de eerste Democratische president sinds Franklin Roosevelt die voor een tweede termijn is gekozen. Elke beoordeling van zijn presidentschap dient te beginnen met het opsommen van de omstandigheden waaronder hij zijn ambt uitoefende. De twee belangrijkste zijn deze. De Republikeinen hebben hem van meet af aan niet aanvaard als de rechtmatige president van de Verenigde Staten. Lars-Erik Nelson vermeldt in zijn laatste artikel in de New York Times dat hij op een bijeenkomst in 1997 van Newt Gingrich, toen de hoofdman van de Republikeinse volksvertegenwoordigers, tot zeven keer toe geen bevestigend antwoord kreeg op zijn vraag of Clinton niet de wettige president van de VS was.

Daarnaast is er de opkomst van de haatjournalistiek, vooral bij de radio. Daar zijn vanaf Clintons aantreden de meest absurde beschuldigingen de lucht ingegaan. Maar van alle 'schandalen' die werden geschapen, kwam geen enkele voorbij het stadium van verdachtmakingen. De belangrijkste, de Whitewater-zaak, leverde na vier jaar onderzoek geen enkel bewijs op van malversaties door het echtpaar Clinton. De affaire-Lewinsky werd er aan de haren bijgesleept om Clinton alsnog politiek te elimineren.

Geen president van de Verenigde Staten heeft op moeten tornen tegen zoveel laster en kwade trouw vanuit de volksvertegenwoordiging, waar Republikeinen na 1994 in beide Huizen de meerderheid uitmaakten.

Het is een wonder dat Clinton dit allemaal overleefd heeft, maar toch ook een effectief - zij het niet een groot president - is geweest. Zijn grote project, hervorming van de gezondheidszorg, mislukte door de weerstanden die de gevestigde machten ertegen wisten te mobiliseren. Daarna probeerde hij het nooit meer zo.

Zijn successen waren voortaan gebaseerd op de gewiekstheid waarmee hij, met behulp van moderne technieken, zijn beleid toetste aan de kiezers. Dat was niet alleen behendig opportunisme. Clinton wist in stijl en prestaties tegemoet te komen aan de behoeften van grote groepen van het electoraat - varierend van verplichte inenting tegen ziekten, verbetering van het onderwijs tot maatregelen tegen geweld op tv. Bij dit oordeel teer ik weer op Lars-Erik Nelson, die echter buiten beschouwing laat wat ik hier eerder stelde: dat ongeveer de helft van de Amerikaanse kiezers zelfs bij presidentsverkiezingen de stembus (of -machine) rechts laat liggen. Clinton koos daarom voor een 'centrum'-positie rechts van de traditionele Democraten, omdat de Republikeinen sinds 1980 naar ultrarechts waren opgeschoven. Dat Clinton programpunten van hen overnam, maakte hun razernij tegen hem alleen maar groter.

Dit is een aspect van zijn toch wel buitengewone politieke gewiekstheid. Hij slaagde er niet alleen in de Republikeinse meerderheid in de volksvertegenwoordiging uit te schakelen met hun 'Contract voor Amerika', met hun onbezonnen impeachment-procedure, maar ook slaagde hij erin hun aanvoerders, Newt Gingrich en Robert Dole, de politieke woestijn in te sturen. Hij maakte het mogelijk dat de Amerikaanse overheidsfinancien gesaneerd werden na de ongelofelijke bende die president Reagan daarin had aangericht. Zonder twijfel had Clinton daarbij het economisch tij mee. Maar zijn economisch beleid is steeds als 'rampzalig' bestreden door de Republikeinen. Men moet er niet aan denken wat er met de Amerikaanse economie (en die van de wereld) was gebeurd als zij indertijd hun zin gekregen hadden.

Clintons gewiekstheid bestond er echter niet alleen uit dat hij zijn rechtse politieke tegenstanders steeds weer te slim af was, maar ook in zijn vermogen om zo naar bevind van zaken te handelen dat hij veelvuldig de minst slechte oplossing vond. Dat geldt zeker ook voor zijn buitenlands beleid, waarover ik eerder (9 november 2000) schreef. Nee, met al zijn zwakheden, is Clinton geen slecht president geweest.

Ik heb hem hier een paar keer genoemd: Lars-Erik Nelson, politiek columnist van de New York Times. Maar ik kende hem vanwege zijn beschouwingen in de New York Review of books, waaraan ik meer kennis en inzicht over de Amerikaanse politiek heb opgedaan dan uit stapels 'wetenschappelijke' politicologische literatuur. Nelson stierf, 59 jaar oud, op 20 november 2000.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
11-01-2001

« Terug naar het overzicht