Witte olifant in de Betuwe

Alles wat ze als minister heeft gedaan is mislukt, van de ‘liberalisering’ van de taxibranche tot en met de Betuweroute, terwijl de grootste mislukking er nog aan zit te komen: de openstelling van de energiemarkt. Maar dat deert haar niet, en volgens goed gebruik is een mislukte minister altijd nog goed genoeg voor een burgemeesterschap. Op hoge toon probeerde Annemarie Jorritsma, in het tweede kabinet Kok minister van Economische Zaken, afgelopen zondag alsnog haar gelijk te halen, ook inzake de Betuweroute.

     Al zo'n halve eeuw is Rotterdam de grootste havenstad ter wereld, gemeten in het volume van de daar aangevoerde goederen. De meeste daarvan moeten verder, naar Duitsland en alles wat daarachter ligt. Dat gebeurt deels ook over het spoor.

     Ruim tien jaar geleden besloot de regering tot de aanleg van de Betuweroute, een dubbele spoorlijn van Rotterdam naar Duitsland, uitsluitend bestemd voor goederenvervoer. Aan dat besluit lag geen enkele afweging ten grondslag over de voor- en nadelen van vervoer per spoor in vergelijking tot dat over weg of water. Pas nadat het besluit was genomen, begon men te zoeken naar een reden om dat te doen.

     Opmerkelijk aan de Betuweroute is dat het besluit daartoe niet door de politiek genomen werd, maar door hoge ambtenaren die nauwe verbindingen onderhielden met de Rotterdamse haven. Die lobby slaagde erin een enorm infrastructureel project, dat alleen voor een klein aantal Rotterdamse havenbedrijven interessant is, gerealiseerd te krijgen op kosten van de belastingbetaler. Van de oorspronkelijke beoogde medefinanciering door het bedrijfsleven is nooit een stuiver op tafel gekomen. De banken vonden het geen renderende investering en de Rotterdamse havenbedrijven keken wel uit om geld te spenderen aan een project dat toch wel door de overheid zou worden betaald.

     Het is een rare bijkomstigheid dat 'de overheid' in dit geval vertegenwoordigd werd door opeenvolgende vrouwelijke ministers van elke politieke kleur: Neelie Smit, Hanja Maij-Weggen, Annemarie Jorritsma en Tineke Netelenbos. Geen van hen had de moed op te treden tegen een lobby van particuliere belangen en ermee gelieerde hoge ambtenaren. Pas met het kabinet Balkenende kwam er man op Verkeer & Waterstaat, het VVD-lid Roelf de Boer die minister werd voor de LPF. Belangrijker dan zijn politiek kameleontisme was zijn eerdere functie, voorzitter van de Rotterdamse Kamer van Koophandel. Nog vóór zijn beëdiging had hij de belangen van Rotterdamse bedrijven al veiliggesteld. Inclusief het verdergaan met de Betuweroute.

     Nu de Rekenkamer opnieuw een vernietigend rapport heeft uitgebracht over de Betuweroute is de Tweede Kamer in meerderheid niet bereid een parlementaire enquête in te stellen. Daarvoor hebben CDA, PvdA, VVD, D66 en LPF waarschijnlijk teveel boter op hun hoofd. Nu nog stopzetten werd niet eens serieus overwogen. Het meeste geld, 3,5 miljard is al uitgegeven. Op zijn best zou nu stopzetten 1,2 miljard euro opleveren, en een onafgemaakte spoorweg. Doorgaan scheept de Nederlandse burger echter niet alleen op met uit de hand gelopen bouwkosten, maar ook met jaarlijkse exploitatietekorten van tientallen miljoenen euro’s.

     Met veel poeha herhaalde Jorritsma het smoesje dat de route zoveel duurder is geworden doordat de Tweede Kamer op allerlei maatregelen heeft geïnsisteerd ten gunste van milieu en omwonenden. In werkelijkheid zijn de kosten vanaf het begin systematisch te laag voorgesteld en de voordelen opgeblazen, met als dieptepunt het ‘onafhankelijke’ onderzoek van Eduard Bomhoffs Nyfer, betaald door Rotterdamse belanghebbenden.     Het werkelijke probleem van de Betuweroute is echter dat de Nederlandse economie uiteindelijk nauwelijks gebaat is met enorme investeringen in de fysieke infrastructuur om goederen die elders in de wereld zijn geproduceerd door Nederland te vervoeren naar weer andere plaatsen in de wereld, waar ze worden geconsumeerd of tot volwaardige producten geassembleerd. Terwijl dit doorvoerproces een enorm beslag legt op de schaarse ruimte in ons land, levert het nauwelijks iets op in termen van toegevoegde waarde en werkgelegenheid.       

     De Betuweroute is zodoende een witte olifant in de Nederlandse economie, een monument van industriële archeologie. Ze is zowel symbool als dieptepunt van de 'Nederland distributieland'-strategie die vanaf het derde kabinet Lubbers  door alle volgende regeringen is omarmd. Tezelfdertijd is doorgegaan systematisch te bezuinigen op uitgaven voor onderzoek en onderwijs, de intellectuele infrastructuur. In de wereldeconomie moet ons land het echter hebben van economische activiteiten die weinig beslag leggen op de schaarse ruimte en een hoge toegevoegde waarde opleveren.   

     Politici als Annemarie Jorritsma, en al de Kamerleden en bewindslieden die door dik en dun achter de Betuweroute bleven staan, moet niet zozeer kwalijk worden genomen dat zij welbewust tekenden voor kostenoverschrijdingen, maar vooral dat zij een volkomen verkeerde economische strategie steunden. En dat nog steeds doen.

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
26-06-2003

« Terug naar het overzicht