Zeldzame brutaliteit

VORIGE WEEK KREEG de fractievoorzitter van de VVD, Gerrit Zalm, hoog bezoek: de ambassadeurs van Maleisie, Pakistan, Saoedie-Arabie en Soedan. Van tevoren was het onderwerp van gesprek niet aangekondigd, zodat de lijsttrekker van de VVD waarschijnlijk verwachtte dat de diplomaten met hem van gedachten wilden wisselen over de aanstaande oorlog tegen Irak.

De heren bleken het evenwel te willen hebben over zijn nieuwe fractiegenoot Ayaan Hirsi Ali, die op 25 januari in het dagblad Trouw hun onwelgevallige uitspraken had gedaan over de profeet Mohammed. De vier ambassadeurs spraken ook niet namens hun staten, maar traden op voor de Organisatie van de Islamitische Conferentie (OIC), van wie ze een brief hadden meegebracht.

Volgens krantenberichten (en zijn eigen website) heeft Zalm zich ervan afgemaakt door te stellen dat Kamerlid Hirsi Ali niet meer had gedaan dan een particuliere opvatting ('persoonlijke zielenroerselen') te berde te brengen. De VVD als partij heeft geen opvattingen tegen of voor een bepaalde godsdienst, zo legde hij misschien ten overvloede uit.

Dat is een nogal lafhartig antwoord, zeker voor wie de brief leest die de ambassadeurs aan Zalm voorlegden. Zij spraken namens de 21 lidstaten van de OIC die in Den Haag een diplomatieke vertegenwoordiging hebben. Met uitzondering van Turkije zijn daar geen democratieen bij en de meeste zijn niet of nauwelijks rechtsstaten, waar individuele rechten en vrijheden juridisch en feitelijk gewaarborgd zijn. Zeker niet de vrijheid van godsdienst, zelfs niet binnen de islam.

Dat maakt de brief aan Zalm een heel merkwaardig document, en wel in drie opzichten. In de eerste plaats omdat die aan Zalm is gericht, terwijl het gaat om Kamerlid Hirsi Ali. Waarom hebben de ambassadeurs zich niet tot de volksvertegenwoordigster zelf gericht? Aan haar uitspraken over de profeet Mohammed hebben - volgens dit gezelschap - 1,2 miljard moslims aanstoot genomen, wat overigens wijst op een overschatting van de lezerskring van Trouw.

Kennelijk menen zij dat sjeik Zalm meer een volksvertegenwoordiger is dan een vrouw van zijn politieke clan. Aldus ondersteunen zij een van de strijdpunten waarmee Hirsi Ali de politieke arena heeft betreden: dat de islam vrouwen systematisch ondergeschikt maakt aan mannen. Van Zalm vroegen zij dat de VVD zich distantieert van de opvattingen van Kamerlid Hirsi Ali over Mohammed en dat hij haar zou instrueren daar ook publiekelijk afstand van te nemen en haar verontschuldigingen ervoor aan te bieden.

De vier ambassadeurs beroepen zich daarvoor op het verkiezingsprogramma van de VVD, met name de vrijheid van meningsuiting die daarin wordt genoemd (alsof die niet in de Grondwet is gewaarborgd). Die mag niet gebruikt worden 'om het religieuze geloof van anderen' te kleineren, aldus de heren. Zij stellen het voor dat Hirsi Ali's uitspraak deel uitmaakt van een wijdverbreide neiging in Nederland om, na 11 september 2001, een confrontatie tussen 'het Westen' en 'de moslims' op te roepen.

De steen des aanstoots is een interview met Hirsi Ali in Trouw over de Tien Geboden. Daarin noemt zij Mohammed 'een perverse man, gemeten naar onze westerse maatstaven,' omdat hij de negenjarige dochter van zijn beste vriend als vrouw opeiste en huwde.

De islamitische razernij die daarna in Nederland ontstond, was merkwaardig omdat niemand de juistheid van Hirsi Ali's bewering betwistte. (Zou het christendom er hetzelfde uitzien als de evangelien melding maakten van het afgedwongen huwelijk tussen een zestigjarige Jezus en de negenjarige dochter van Petrus?) Het gaat er kennelijk om dat een ongelovige niet mag zeggen wat in de hele islamitische traditie als een feit wordt aanvaard. (Ook al houdt dit, geloof ik, niet in dat Mohammed in dit opzicht als een rolmodel geldt.)

De OIC meet ook verder met twee maten. Volgens sommige berekeningen telt Nederland relatief meer moskeeen dan Saoedi-Arabie. Maar in heel Saoedi-Arabie staat geen christelijke kerk en het is er onmogelijk een andere godsdienst dan de islam openlijk te belijden.

Het getuigt van een zeldzame brutaliteit als vertegenwoordigers van staten die de vrijheid van godsdienst zelf niet erkennen hier een parlementslid het zwijgen willen opleggen met een beroep op het principe van de vrije meningsuiting.

Tenslotte vind ik het ongehoord dat diplomatieke vertegenwoordigers eisen stellen ten aanzien van het optreden van Nederlandse parlementariers. Ik begrijp niet waarom Zalm ze niet zijn kamer heeft uitgeschopt.

De demissionaire minister van Buitenlandse Zaken - die toch al niets doen heeft, behalve de telegrammen uit Washington lezen - zou deze ambassadeurs bij zich moeten ontbieden om ze in klare taal duidelijk te maken dat zij zich niet hebben te mengen in de binnenlandse politiek van ons land.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
27-02-2003

« Terug naar het overzicht