Zelfstandig denken
Volgens de ene krant heeft onderzoek uitgewezen dat bijna de helft van de scholieren in de hoogste klassen van HAVO en VWO voorstander is van het 'studiehuis'. Volgens de andere krant is meer dan de helft van deze scholieren juist tegenstander van deze net ingevoerde onderwijsvernieuwing. Aangezien de huidige hoogste klassen van HAVO en VWO in het algemeen niet in het 'studiehuis' zijn opgenomen, is dit onderzoeksresultaat even zonderling als de aandacht die het in de media kreeg.
De scholierenstaking op 6 december in Den Haag markeert de door velen voorspelde mislukking van het 'studiehuis'. Tot de voorspellers behoorden behalve schrijver dezes (laatstelijk Het Parool, 8 september 1999) al eerder de studiehuis-projectleider van het ministerie van OCW, Clan Visser't Hooft.
Moeilijk was deze voorspelling niet, aangezien de invoering van het 'studiehuis' - wie heeft deze dierentuinterm trouwens ooit bedacht? - zich volgens het gebruikelijke patroon van het 'constructief onderwijsbeleid' voltrok: abstracte idealen, bedacht door onderwijsideologen die nog niet met een leesplankje om kunnen gaan, gecombineerd met feitelijke bezuinigingen.
Veel is gezegd en geschreven over het 'studiehuis', maar nergens ben ik tegengekomen dat deze 'vernieuwing' een oudbakken karakter heeft. Het 'studiehuis' is immers niets anders dan een variant van het 'projectonderwijs' dat eind jaren zestig aan universiteiten en hogescholen opgang maakte.
Ik weet daar alles van. Mijn eerste betrekking in het onderwijs oefende ik als bijbaan tijdens mijn studie uit: docent sociologie aan de Sociale Academie te Groningen. Deze had nog tijdens mijn sollicitatieprocedure een volledige transformatie van pedagogisch regime ondergaan. 'Je moet je erop voorbereiden dat wij over de hele linie het onderwijs vernieuwd hebben. Het autoritaire lesgeven door beterweters is hier verleden tijd', deelde het sectiehoofd mij bij mijn eerste bezoek grimmig mee.
Daarna begeleidde hij mij naar het lokaal waar de studenten cultureel werk van de tweede klas zich ophielden. Aardige mensen, nauwelijks jonger dan ik. Eén ervan kroop stoned tussen de bankjes door; zijn bescheiden bijdrage aan de revolutie van de jaren zestig.
Hier vernam ik dat de klas had besloten drie projecten groepsgewijs ter hand te nemen: drugs, abortus en werkende jongeren te Appingedam. Ik verklaarde dit ongemeen interessante thema's te vinden en informeerde naar mijn bijdrage. Welnu, zo legden zij mij uit, als zich tijdens het project sociologische vraagstukken voordeden, dan zouden zij zich tot mij wenden.
Een week later bleek bij geen van de drie projecten zo'n probleem te zijn opgedoemd. Ik sprak af dat ik in het vervolg de avond tevoren gebeld zou worden als zij wel een vraag hadden. Zoniet, dan kon ik mij een gure fietstocht naar de Oosterhamriklaan besparen. De week daarna vonden de projecten kennelijk probleemloos voortgang, maar weer een week later vroeg men mij te komen. De vraag was deze: waarop moest men letten bij het observeren van werkende jongeren in Appingedam? Ik deed mijn Socrates-mombakkes voor en vroeg terug: 'Waarop zouden jullie letten als je apen moest observeren?'
Na de verplichte vrolijkheid kwam de discussie op gang. Of je nu apen observeert of werkende jongeren, eerst moet je weten waar je eigenlijk op uit bent. Onbevangen waarnemen is onmogelijk, enzovoort; een standaard-introductie tot sociaal-wetenschappelijk denken. In mijn herinnering kroop die ene jongen alweer stoned tussen de bankjes door, maar helemaal zeker ben ik daar niet van.
Nog voor het einde van het lesuur leidde groepsoverleg tot de bedeesde vraag of ik wellicht bereid was wekelijks college te geven over 'dit soort dingen'. In mijn andere groep gebeurde hetzelfde. Daar heb ik tot ieders tevredenheid een cursus conflictsociologie gegeven, in plaats van de groep te 'coachen' bij hun 'project' over conflicten in een Drentse welzijnsstichting.
Dit moest wel enigszins besmuikt gedaan worden, want een docent die les gaf, dat strookte nu eenmaal in het geheel niet met de 'onderwijsfilosofie', waaraan de staf vasthield met een strakheid alsof het hier ging om een zeer bevindelijke afscheiding van een gereformeerde gemeente ex artikel 31.
Met feitelijke resultaten had dit geloof natuurlijk niets te maken. Onderzoek dat aantoonde dat 'ouderwets' klassikaal onderwijs minstens zo goed scoorde als het ging om kennisoverdracht, werd door de projectfanaten genegeerd, of verklaard uit het veronderstelde feit dat het echte projectonderwijs geen kans had gekregen: niet genoeg geld, verkeerd gemotiveerde docenten, conservatieve onderwijsorganisaties, studenten die verpest waren door eerder genoten onderwijs en ga zo maar door. 'Aanloopproblemen', noemen ze dat nu.
Rein Zunderdorp, van het 'Project Management Voortgezet Onderwijs', dat de invoering van het 'studiehuis' begeleidt, verklaarde blij te zijn met de staking. Deze demonstreerde dat scholieren inderdaad tot zelfstandig denken en doen in staat zijn. En daar gaat het bij het 'studiehuis' tenslotte om. Volgens deze ietwat maoïstische redenering van mijn oude studiegenoot, die zijn loopbaan als staffunctionaris aan de Groningse Sociale Academie begon, moet de opheffing van het studiehuis het ultieme succes van deze onderwijshervorming zijn.
Bart Tromp
- Auteur
- Bart Tromp
- Verschenen in
- Het Parool
- Datum verschijning
- 24-09-1999