Zogenaamd democratisch

Wim Kok kondigde zijn vertrek als mogelijk lijsttrekker van de Partij van de Arbeid aan overeenkomstig de wijze waarop hij deze positie in 1986 heeft verworven. Toen was het een toespraak van Joop den Uyl op een partijcongres waarmee hij Kok tot zijn opvolger proclameerde. Dat gebeurde geheel los, om niet te zeggen in strijd, met het uiterst fijnmazige net van interne partijdemocratie waarmee de PvdA in die tijd althans formeel opereerde.

Die partijdemocratie is in de jaren negentig grotendeels gesloopt, gedeeltelijk door verwaarlozing, gedeeltelijk op basis welbewuste aanleg. Pas recentelijk is sprake van voorzichtig herstel. Niettemin kon de mededeling van Kok dat hij niet beschikbaar is als eerste kandidaat van de PvdA bij de volgende verkiezingen de status krijgen van abdicatie van een regerend staatshoofd.

Toch ging Kok niet zover als Den Uyl in 1986. Hij wees geen opvolger aan, hoewel hij niet onder stoelen of banken stak dat hij Ad Melkert de meest geschikte kandidaat vond om de lijst van de PvdA aan te voeren.

De immer voorzichtige Kok vertolkte daarmee een vrij algemeen gevoel binnen de PvdA. Het feit dat geen andere kandidaten zich hebben gemanifesteerd of naar voren zijn geschoven, onderstreept dit. In deze situatie is het ietwat bizar dat de roep weerklinkt om een formele democratische wedstrijd teneinde de nieuwe lijsttrekker van de PvdA aan te wijzen.

In de eerste plaats omdat de democratische regels binnen de PvdA daar alle ruimte voor bieden. Het partijbestuur stelt een kandidaat-lijsttrekker voor aan het partijcongres. Maar het congres kan ook een andere kandidaat kiezen - als die er is.

Degenen die nu een 'kandidatenstrijd' propageren, zijn echter uit op iets heel anders. Felix Rottenberg stelt onder deze titel voor dat er binnen de PvdA een voorronde wordt afgekondigd voor de verkiezing van 'partijleider' - een functie die de PvdA overigens niet kent. Uit de kandidaten die zich dan aanmelden mag het 'Politiek Forum' twee kandidaten kiezen, waarna een referendum onder leden bepaalt wie van die twee lijsttrekker wordt.

Serieus kan men dit voorstel niet noemen. Niet alleen omdat van het 'Politiek Forum' van de PvdA veruit de meeste leden niet gekozen, maar van bovenaf benoemd zijn. Rottenbergs frivoliteit komt vooral tot uiting in het feit dat hij een 'kandidatenstrijd' wenst tussen Ad Melkert en Jeltje van Nieuwenhoven, waarbij dan van tevoren vast staat dat de tot Kamervoorzitter opgewaardeerde eeuwige backbencher het aflegt.

Hoe zat het trouwens met Rottenberg zelf, toen hij zich kandidaat stelde voor het voorzitterschap van de PvdA? Uit achterdocht tegen zijn kandidatuur werd vanuit de Tweede Kamerfractie Ruud Vreeman als tegenstander naar voren geschoven. In deze situatie bleek Rottenberg helemaal geen behoefte te hebben aan een 'kandidatenstrijd'. Vreeman, die nog nooit een functie binnen de PvdA had bekleed, verloochende onmiddellijk zijn tegenkandidatuur en sloot zich bij Rottenberg aan om tweede voorzitter te kunnen worden. De twee kandidaten voor het voorzitterschap voerden vervolgens gezamenlijk campagne en declareerden daarvoor na afloop bij het PvdA-bestuur f 16000,-; een declaratie die overigens niet gehonoreerd is. Nee, toen het ging om zijn voorzitterschap, was Felix allerminst geïnteresseerd in de 'kandidatenstrijd' die hij als columnist beleefd aanbeveelt.

De kosten van zijn campagne en die van Vreeman wijzen wel op een ander aspect van een zogenaamd democratische 'kandidatenstrijd'. Lennaart Booy, van het duo Booy-Van Bruggen, dat vier jaar geleden een door de PvdA-leiding sterk gesteunde maar vergeefse gooi naar een tweede duo-voorzitterschap deed, vertelde mij dat hij voor hun campagne f 30.000,- had geleend.

Hier is sprake van een ontwikkeling waarin de Verenigde Staten zijn voorgegaan. De kandidaatstelling voor politieke ambten, voorop het presidentschap, was lang vooral een kwestie van 'smoke-filled rooms' waarin partijbonzen de kaarten legden. Als reactie daarop kwam een beweging op gang die de kandidaatstelling wilde democratiseren. Het uitverkoren middel waren primaries, voorverkiezingen, waarbij kiezers uitmaken wie partijkandidaat wordt voor Congressman, Senator of President. In 1983 maakte de scherpzinnige Amerikaanse politicoloog Nelson Polsby de balans op over deze ontwikkeling (The Consequences of Party Reform). Hij concludeerde dat deze 'democratisering' van de kandidaatstelling had geleid tot een wedstrijd in populariteit die niets te maken had met een selectie naar politieke bekwaamheid. Daarover kunnen de gesmade partijbonzen beter oordelen; voor democratie is belangrijker dat mensen de keuze hebben tussen alternatieve programma's.

Inmiddels is daar nog een element bijgekomen: de populariteit van kandidaten is in hoge mate afhankelijk van het campagnegeld dat ze eerst bij belangengroepen hebben weten te werven. Aldus is George Bush de eerste niet-gekozen president van de VS geworden. Zo eindigt 'democratisering' in zijn tegendeel.

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
30-08-2001

« Terug naar het overzicht