Zogenaamd democratisch

Vijf weken geleden bood de pas verkozen nieuwe fractievoorzitter van de Lijst Pim Fortuyn (LPF) aan de kiezers op de LPF zijn verontschuldigingen aan. Vanaf nu zou het afgelopen zijn met de interne ruzies die naar buiten toe de indruk wekten van amateurisme en onbekwaamheid. Vervolgens maakte hij bij de algemene beschouwingen in de Tweede Kamer geen betere indruk dan zijn voorganger, de tijdens diens vakantie afgezette Mat Herben. Binnen de LPF-fractie leidde dat tot kritiek, waarop Wijnschenk de voornaamste criticus, de medewerker van fractielid Winny de Jong, ontsloeg. Daarop…enzovoort, enzovoort.

Maandag j.l. kondigde Wijnschenk aan dat het afgelopen moest zijn met ‘het gelazer’. In één adem door meldde hij minister van Economische Zaken Heinsbroek verzocht te hebben’politiek leider’ van de LPF te worden. Heinsbroek verliet spoorslags de vergadering in Brussel, waar hij als minister de belangen van Nederland had te verdedigen, om in Den Haag te gaan beraadslagen over deze mogelijke promotie.

Aldus maakte hij duidelijk waar zijn prioriteiten liggen, maar ook dat hij van politiek geen benul heeft. De politici van de LPF hebben een welhaast dwangmatige neiging om in de openbaarheid te treden met opvattingen waar ze nog niet over hebben nagedacht en zeker niet binnen hun partij tot overeenstemming zijn gekomen. Heinsbroek is in de afgelopen twee maanden wat dit aangaat al kampioen losse flodders geworden.

Naar het voorstel van Wijnschenk had hij wel oren, als er ‘draagvlak’ voor was. Maar Wijnschenk had Heinsbroek buiten iedereen om uitgenodigd – iets waarvan de laatste zich blijkbaar niet eerst had verwittigd, voor hij het voorstel in welwillende overweging nam. Het politiek onbenul van Heinsbroek blijkt echter nog overtuigender uit het feit dat hij kennelijk niet beseft dat de term ‘politiek leider’ helemaal niets inhoudt.

Tenzij, in de geest van Pim (‘er moet er één de baas zijn, en dat ben ik’), de LPF het leidersprincipe à la Mussolini invoert en Heinsbroek de ministersploeg zowel als de LPF-fractie gaat commanderen. Maar dat is in strijd met het dualisme dat de LPF propageert, nog afgezien van het feit dat er geen zicht op is dat de ministers en fractieleden van de LPF orders van Heinsbroek met een ‘at your service’ zouden ontvangen.

In een gevestigde partij als de PvdA speelt de kwestie van het partijleiderschap echter ook. Na de desastreuze nederlaag op 15 mei heeft het partijbestuur besloten om door de leden een ‘partijleider’ te laten kiezen. Op grond van een peiling op het Politiek Forum van de PvdA in juni, vindt de stemming nog voor de jaarwisseling plaats.

Ik vond dat toen al een slecht idee. In de eerste plaats kent de PvdA de functie ‘partijleider’ niet. Die term is altijd gereserveerd voor PvdA-politici die op grond van hun prestaties en aanzien de onbetwiste voorman van hun partij waren geworden, zoals Drees en Den Uyl.

De verkiezing die nu beoogd is, gaat in feite over de fractievoorzitter van de PvdA in de Tweede Kamer. Ik begrijp werkelijk niet waarom de leden van die fractie niet zelf een voorzitter mogen kiezen. Zij zijn veel beter in staat te beoordelen wie van hen het meest geschikt is de PvdA in het Kamer aan te voeren. Of die voorzitter ‘politiek leider’ wordt, dat moet dan later maar blijken.

Zo’n zogenaamd democratische verkiezing heeft alleen maar zin als er iets te kiezen valt. Met feilloos politiek instinct doorbrak oud-staatssecretaris  Wouter Bos de afspraak over kandidaatstelling, maar inhoudelijk heeft hij niets te melden. Op het voorlaatste moment stelde ook oud-minister Klaas de Vries zich kandidaat. Ook hij is voor meer openheid., etc..

In het septembernummer van het maandblad Socialisme & Democratie spreekt Margo Trappenburg de hoop uit dat kandidaten voor het partijleiderschap zich niet zullen profileren door nietszeggendheden. Daarin ben ik het hartelijk met haar eens. Maar het alternatief is nog vreselijker. Dat is dat de kandidaten proberen op basis van scherpe, inhoudelijk van elkaar verschillende programma’s, gekozen te worden. Daarmee zou de interne partijdemocratie overboord worden gezet en het programma van de partij teruggebracht worden tot het programma van één man of vrouw.

Maar als de normale procedure voor de vaststelling van het programma wordt gehandhaafd, dan heeft de inhoudelijke profilering van kandidaten voor het ‘politiek leiderschap’ nauwelijks betekenis.

Degenen die stellen dat de PvdA eerst een politiek-inhoudelijke lijn moet uitzetten, alvorens daarbij een leidsman te kiezen, hebben wat mij betreft het gelijk aan hun zijde. De PvdA doet er goed aan deze verkiezing uit te stellen tot het gaat om die voor de lijsttrekker bij de volgende kamerverkiezingen.

Bart Tromp

Auteur
Bart Tromp
Verschenen in
Het Parool
Datum verschijning
03-10-2002

« Terug naar het overzicht